Burgers voelden zich minder gehoord in de rechtspraak tijdens coronacrisis
Er mankeerde nogal wat aan de digitale zittingen die rechtbanken tijdens de coronacrisis hielden. Burgers voelden zich niet altijd gehoord en hun rechtspositie kwam in het geding, concluderen onderzoekers van drie universiteiten waaronder de Universiteit Leiden.
De Universiteit Leiden deed samen met de Universiteit Utrecht en de Radboud Universiteit in Nijmegen een subsidie gekregen voor een onderzoek naar de gevolgen van de coronacrisis voor de rechtspraak en voor de positie van rechtszoekenden in het strafrecht, het jeugdrecht en ihet vreemdelingenrecht.
Net als een groot deel van de rest van de samenleving sloten gerechten in maart 2020 grotendeels hun deuren. Uit de onderzoeken blijkt dat er met name in het begin geïmproviseerd moest worden, omdat de rechtspraak niet was voorbereid op de lockdown. Zo moesten in allerijl mobiele telefoons worden aangeschaft, of moest er apparatuur geregeld worden voor digitale zittingen.
Technisch ging er nogal wat mis. Verbindingen vielen uit of mensen waren slecht te verstaan. Maar nog belangrijker: rechtzoekenden hadden minder het gevoel dat ze gehoord waren na een digitale zitting. Ze hadden niet het idee in een rechtszaal aanwezig te zijn of ze vonden het lastig de zaak te volgen. Voor vreemdelingen bijvoorbeeld was het via het scherm lang niet altijd duidelijk wie de rechter was (de toga ging soms niet aan).
Namens de Universiteit Leiden waren Miranda Boone, Mariëlle Bruning en Sigrid van Wingerden betrokken bij het onderzoek. De onderzoekers haddeneen subsidie gekregen uit het Covid-19 programma van ZonMw, de Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie.