Mariëlle Bruning over onderzoek IGJ naar uithuisplaatsingen
Veel ouders van wie de kinderen uit huis zijn geplaatst, begrijpen niet op basis waarvan die beslissing is genomen. De Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming moeten beter vastleggen waarom zij de kinderrechter om zo’n maatregel vragen.
Dat concludeert de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in een onderzoek naar de kwaliteit van het feitenonderzoek rond uithuisplaatsingen. De Inspectie onderzocht 45 van de ruim 3.300 (nieuwe) gedwongen uithuisplaatsingen uit 2021.
Geen van de onderzochte dossiers is volledig op orde, constateert de Inspectie. Het onderscheid tussen feiten en meningen moet bijvoorbeeld beter. Maar vergeleken bij andere recente onderzoeken naar uithuisplaatsingen – van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) en van wetenschappers, onder wie hoogleraar jeugdrecht Mariëlle Bruning – is de toon van de Inspectie opvallend genuanceerd.
'Dit is belangrijk en degelijk onderzoek van de Inspectie, dat de conclusies van deze eerdere onderzoeken versterkt', zegt hoogleraar jeugdrecht Mariëlle Bruning in de Volkskrant. 'De toon is genuanceerd, maar de kritiek is duidelijk. Niet één door de Inspectie onderzocht dossier was op orde, feiten en meningen lopen door elkaar heen. Jeugdbeschermers hebben onvoldoende tijd de ouders te betrekken. Het geschetste beeld is zorgelijk.'