Onbekende vertaling van René Descartes’ 'L’homme' ontdekt in Leidse Bibliotheca Thysiana
Zo af en toe duiken manuscripten op die eeuwenlang zijn verscholen gebleven in de verzamelingen van bibliotheken en archieven. In het archief van de 17de-eeuwse Bibliotheca Thysiana aan het Rapenburg in Leiden, dat wordt bewaard in de Leidse universiteitsbibliotheek, ontdekte de Rotterdamse onderzoeker Erik-Jan Bos een tot dusver onbekende Latijnse vertaling van het baanbrekende boek 'L’homme' (‘De mens’) van René Descartes (1596-1650).
De invloedrijke Franse filosoof schreef het werk al in de jaren ’30 van de 17de eeuw, maar na de veroordeling van Galileo Galilei door de Inquisitie in 1633, besloot Descartes om het boek met zijn ‘ketterse’ denkbeelden niet te publiceren. Pas na zijn dood verscheen in Leiden in 1662 een Latijnse vertaling van zijn boek, twee jaar later gevolgd door een Franse editie. Het nu ontdekte manuscript toont aan dat Descartes’ boek wel degelijk circuleerde in geleerde kringen in Leiden. Interpretatie van dit Latijnse handschrift kan licht werpen op de tot dusver onverklaarbare tekstverschillen tussen de beide gedrukte edities.
René Descartes
Ruim twintig jaar van zijn leven woonde en werkte de Franse filosoof en wiskundige René Descartes in de Nederlandse Republiek, waar hij zich thuis voelde in het liberale, intellectuele klimaat en waar hij zijn belangrijkste werken publiceerde. Hij was een sleutelfiguur in de opkomst van de moderne filosofie en wetenschap. Hij was de grondlegger van het rationalisme in de wetenschap en wordt beschouwd als de vader van de moderne filosofie. In 1637 verscheen te Leiden zijn debuut, het beroemde Discours de la méthode maar eerder al richtte hij zich op de bestudering van de mens. Descartes beschreef het menselijk lichaam in L’homme als een mechanisch instrument met een rationele ziel. Een beschrijving van de interactie tussen de menselijke geest en het menselijk lichaam, dat is wat Descartes voor ogen had met zijn verhandeling.
Descartes was zich er terdege van bewust dat zijn inzichten omstreden waren en dat het zelfs in de tolerante Republiek gevaarlijk was om het boek te publiceren. Na de veroordeling van Galilei door de Italiaanse Inquisitie in 1633, besloot Descartes de werken Traité du monde et de la lumière en L’homme, niet te publiceren. Veel materiaal vond een plek in latere publicaties zoals in Discours de la méthode, dat momenteel te zien is op de tentoonstelling Books that made History in het Rijksmuseum van Oudheden.
L’homme bleef echter onuitgegeven tot na Descartes’ dood in 1650. Pas in 1662, twaalf jaar na zijn dood, zou zijn boek worden gepubliceerd door de latere Leidse hoogleraar Medicijnen Florentius Schuyl (1619–1669), die de Franse tekst vertaalde naar het Latijn en het boek liet uitgeven door de Leidse drukkers Pieter Leffen en Frans Moeyaert. Schuyl gebruikte voor het vertalen van L’homme diverse manuscripten van de tekst die toen circuleerden onder Descartes’ vrienden in de Republiek. Waarschijnlijk gebruikte de onbekende auteur van de ontdekte vertaling ook een dergelijke versie. Twee jaar na de Latijnse uitgave verscheen een Franse editie, bezorgd door de Franse geleerde Claude Clerselier (1614-1684).
Een onbekend manuscript van 'De Homine'
Recentelijk ontdekte Erik-Jan Bos, onderzoeker aan de Erasmus School of Philosophy, een vroege en tot nog toe onbekende Latijnse vertaling van het werk in het archief van de Bibliotheca Thysiana, dat wordt beheerd door Universitaire Bibliotheken Leiden (UBL). Het unieke manuscript vormt het tastbare bewijs dat de inzichten van Descartes ondanks het ontbreken van een gedrukte editie, weldegelijk circuleerden onder geestverwante geleerden in de Republiek. Bovendien lijkt het hier te gaan om een sleutelstuk in de interpretatie van Descartes’ tekst over de mens. Omdat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de beide gedrukte edities, is er al eeuwenlang discussie over de juiste duiding van de tekst.
Erik-Jan Bos: ‘Descartes’ L’homme kent een uitermate problematische tekstgeschiedenis; de hoop op enige verheldering leek verkeken. Deze vondst komt als een overdonderende verrassing.’ Er was tot nog toe geen manier om verschillen tussen de Leidse en de Franse uitgaven te verklaren en interpretatieverschillen op te lossen. Een nauwgezet onderzoek naar het manuscript, dat Bos als fellow bij het Scaliger Instituut van de Universitaire Bibliotheken Leiden hoopt te gaan uitvoeren, moet hier meer licht op werpen. Het is daarnaast nog de vraag hoe dit belangrijke manuscript in de 17e eeuw is terechtgekomen in de Bibliotheca Thysiana. Wellicht kwam het in het in archief van de bibliotheek via Johannes Thysius, of via de eerste curator van de Bibliotheca Thysiana, Marcus du Tour (1623-1672), die in Utrecht was gepromoveerd op een dissertatie waarin Descartes juist werd aangevallen.
Bibliotheca Thysiana
Mart van Duijn, conservator handschriften en archieven van de Universitaire Bibliotheken Leiden, is aangenaam verrast over de bijzondere ontdekking: ‘Deze vondst geeft eens te meer aan hoe uitzonderlijk de collectie van deze bibliotheek is, en hoe belangrijk het is om ook het archief te bestuderen vanuit verschillende perspectieven.’ Het archief van de Bibliotheca Thysiana bevat stukken over de familie Thysius en aanverwante geslachten en over de oprichting en het functioneren van de bibliotheek vanaf 1653. Het volledige archief wordt binnenkort gedigitaliseerd met steun van Metamorfoze, het nationale programma voor het behoud van papieren erfgoed. Van Duijn: ‘Deze 17e-eeuwse geleerdenbibliotheek, die nog altijd gehuisvest is in het oorspronkelijke gebouw aan het Rapenburg in Leiden, is niet alleen een monumentale bibliotheek, maar ook nog altijd een bron van wetenschap en onderzoek.’