Als taalwetenschappers op boevenjacht gaan
Rector magnificus Carel Stolker neemt op 8 februari afscheid. Als er één thema als een rode draad door zijn carrière loopt, dan is het de verbinding tussen universiteit en maatschappij. In deze serie afscheidsgesprekken gaat Stolker nog eenmaal in gesprek met mensen van binnen en buiten de universiteit. In deze eerste aflevering: taalwetenschappers Willemijn Heeren (Universiteit Leiden) en Tina Cambier (NFI en IND) over samenwerking in de toegepaste wetenschap.
Het driegesprek is al een kwartiertje aan de gang, of er gebeurt iets dat veel thuiswerkers ongetwijfeld zullen herkennen. Rector magnificus Carel Stolker excuseert zich, pakt zijn laptop van de keukentafel en stommelt de trap op. Terwijl het scherm op en neer schokt, zoekt hij naar een rustiger plekje op de eerste verdieping. ‘Sorry, hoor’, zegt hij nogmaals. ‘Er komt zo meteen bezoek, dus ik moest even verhuizen.’
Het gesprek vindt plaats op 21 december 2020, de kortste dag van een jaar dat eindeloos leek te duren. Vierden we op 8 februari nog trots de 445ste verjaardag van de Universiteit Leiden in een volgepakte Pieterskerk, inmiddels hebben we al bijna een jaar achter de rug waarin zoveel mogelijk werd thuisgewerkt en -gestudeerd. En dat geldt dus ook voor de hoogste baas van de universiteit, die deze dagen enkel nog naar het Rapenburg gaat voor de allerbelangrijkste zaken, bijvoorbeeld als hij een ‘natte handtekening’ moet zetten, met de pen dus. ‘Voor dit jaar had ik daar nog nooit van gehoord, maar zo’n handtekening blijkt soms noodzakelijk te zijn voor de notaris.’
Trots op de verscheidenheid
Voor dit eerste afscheidsgesprek vroeg Stolker bewust twee taalkundigen. Tijdens het gesprek is hij hoorbaar en zichtbaar trots op de enorme verscheidenheid aan talen die aan ‘zijn’ Universiteit Leiden worden gedoceerd en bestudeerd, ‘tot de Papoeatalen aan toe’. Maar in gesprekken met anderen merkt hij wel eens dat de waarde van die taalvariëteit soms onbekend is, en daardoor onbemind. ‘Ze vragen me wel eens: ‘Wat gebeurt daar bij Taalkunde nou precies, en wat heb je eraan?’’
Laat het maar aan Willemijn Heeren en Tina Cambier over om dat uit te leggen. Zij werken allebei aan forensische spraakanalyse, een toegepaste tak van de taalwetenschap die onderzoek doet ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek. ‘Neem bijvoorbeeld een telefonische bedreiging,’ zegt Heeren, universitair hoofddocent aan het Leiden University Centre for Linguistics (LUCL). ‘Ik onderzoek in hoeverre het spraakmateriaal in zo’n betwiste voicemail of telefoontap overeenkomt met spraakmateriaal van een verdachte, om te bepalen of het van dezelfde spreker afkomstig kan zijn. Zo ja, dan zou dat bewijs kunnen vormen in de rechtszaal.’
Hoe pak je zoiets aan, wil Stolker weten. Heeren: ‘We luisteren naar alles waarin sprekers van elkaar verschillen, zoals hun stem, hun accent, hun woordkeus. Maar het lastige is dat ook twee opnames van dezelfde spreker in veel opzichten van elkaar kunnen verschillen, afhankelijk van de situatie en emotie bijvoorbeeld. Spraak is variabel, daardoor krijg je nooit zo’n harde match als bij DNA-onderzoek. Wat ik nu onderzoek is waar in het spraaksignaal de meest betrouwbare sprekerinformatie zit. Met welk deel van een uiting kunnen wij zo goed mogelijk bepalen of twee opnames van dezelfde spreker zijn of niet? Bijvoorbeeld: kan je beter naar klinkers met of zonder klemtoon kijken?’
Sinds 2015 werkt Heeren samen met Tina Cambier, die als taalwetenschapper o.a. werkzaam is bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). ‘Ik wilde dat jaar graag de jaarlijkse vakconferentie van de International Association for Forensic Phonetics and Acoustics (IAFPA) naar Nederland halen,’ zegt Cambier. ‘En ik wist dat het gemakkelijker zou zijn als een universiteit zich als medeorganisator zou aansluiten. Ik vond Willemijn bereid om dat samen met ons te doen.’
Cambier heeft ook een aanstelling bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), waar ze onderzoekt of vluchtelingen daadwerkelijk uit oorlogsgebied afkomstig zijn door te kijken naar de talen die ze spreken. Ook hier wordt dus taalkundige expertise gebruikt om een maatschappelijk vraagstuk op te lossen. Cambier: ‘Zo zie je, forensisch spraak- en taalonderzoek is heel breed, en ook het materiaal waar ik onderzoek naar doe loopt enorm uiteen. Niet alleen vreemde talen, maar ook straattaal, WhatsApp-berichten en liplezen komen voorbij. Daarom hebben we regelmatig informanten nodig die veel van een specifiek onderwerp weten. Het contact met de Universiteit Leiden komt dan goed van pas.’
Netwerken tijdens het hardlopen
Cambier en Stolker zitten in hetzelfde Leidse hardloopgroepje, en daar raakten ze aan de praat. Die toevallige omstandigheid heeft de vruchtbare samenwerking tussen het NFI, de IND en de Leidse universiteit verder geholpen. ‘Het helpt wel mee dat we hetzelfde tempo lopen,’ zegt Stolker. ‘Dat is niet het allerhoogste tempo, maar daardoor heb je wel genoeg adem over om nog wat woorden te wisselen.’ Cambier voegt lachend toe: ‘We lopen inderdaad ongeveer even langzaam. Al zeggen we zelf liever dat we even hard lopen, dat klinkt wat positiever.’
Stolker gaf Cambier concrete tips over hoe zij kon zorgen voor een langdurig samenwerkingsverband, en moedigde haar aan. Dat resulteerde uiteindelijk in een gastdocentschap aan de Universiteit Leiden, waar ze in 2017 het mastervak Forensic Speech Science opzette. ‘Carel’s enthousiasme heeft me echt doen volhouden, want soms dacht ik wel, waarom neem ik zoveel extra hooi op mijn vork,’ zegt Cambier. Ongeveer tegelijkertijd volgde Heeren de omgekeerde route. Zij is voornamelijk werkzaam aan de Universiteit Leiden, maar heeft sinds 2018 ook een kleine aanstelling aan het NFI.
Het zijn dit soort dwarsverbanden waar Stolker zichtbaar van geniet. In zijn periode als rector magnificus liet hij regelmatig merken dat de universiteit wat hem betreft ten dienste staat aan de maatschappij. Alleen zo kan de wetenschap bijdragen aan het oplossen van de enorme maatschappelijke uitdagingen, van COVID-19 tot klimaatverandering en van globalisering tot georganiseerde criminaliteit. ‘Excellent wetenschappelijk onderzoek in de hele kennisketen is, vroeger of later, altijd nuttig,’ zegt hij daarover.
Mensen bij elkaar brengen
Die dwarsverbanden liggen overigens niet alleen tussen de Universiteit Leiden en de buitenwereld, maar ook binnen de universiteit zelf. ‘Als leden van het college van bestuur staan we eigenlijk op een prachtig uitkijkpunt over de hele universiteit,’ zei Stolker twee jaar geleden tegen weblog LeidenLokaal. ‘Daardoor zie je de vele kansen voor de mensen van bijvoorbeeld Archeologie om samen te werken met de juristen, of de historici om samen te werken met de sociale wetenschappers of antropologen. Mensen en hun disciplines bij elkaar brengen is een van de vele mooie dingen van deze baan.’
Ook Cambier en Heeren werken op het snijvlak van verschillende disciplines. Zo staat het vak Forensic Speech Science niet alleen open voor masterstudenten van Taalwetenschappen, maar ook voor die van Criminologie. ‘Hoe verloopt die interdisciplinaire samenwerking?,’ vraag Stolker. Cambier vertelt dat het erg leuk is om verschillende achtergronden in een collegezaal te hebben, maar dat het ook voor de nodige praktische problemen zorgt. ‘Zo lopen de studieperiodes op de beide faculteiten bijvoorbeeld niet synchroon, waardoor criminologiestudenten soms in de knel komen.’
Positieve bijvangst van coronacrisis
In Stolker’s periode als rector werkte de universiteit hard aan wat in het bestuurlijke jargon de ‘harmonisering van de onderwijslogistiek’ heet. Het doel: ervoor zorgen dan alle faculteiten min of meer dezelfde ‘spelregels’ hanteren voor collegetijden. Dat zou onder meer het volgen van een minor bij een andere faculteit gemakkelijker moeten maken.
‘Daar zijn we deels in geslaagd, niet in de laatste plaats door de enorme inzet van vice-rector Hester Bijl en haar team,’ zegt Stolker. ‘De eerste dingen zijn opgelost, dat is enorm knap. Maar uitgerekend voor de minoren blijkt het lastiger. Zo werken sommige faculteiten met ‘lintminoren’ die gelijk lopen met andere vakken in een semester, terwijl andere een compleet deel van een semester reserveren voor zogeheten ‘blokminoren’. En studenten die een minor doen in LDE-verband [samenwerking tussen de Universiteit Leiden, TU Delft en Erasmus Universiteit, red.], hebben maar liefst vijf pasjes nodig om overal binnen te komen. Het is een woestingewikkeld probleem dat niet alleen aan de mensen ligt, maar vaker aan de systemen.’
Mogelijk krijgen studenten nu hulp van een nogal onverwachte bondgenoot: het coronavirus. Stolker: ‘Een deel van het probleem zit in de reistijd. Als je maar een kwartier pauze hebt tussen je vakken, dan is het onmogelijk om van een gebouw in het centrum van Leiden naar het Bio Science Park te gaan. En al helemaal om naar Den Haag, Delft of Rotterdam te reizen. Maar met digitaal onderwijs kan dat wél. Ik hoop dus dat we de positieve bijvangst uit deze crisis kunnen behouden.’
Datzelfde geldt voor het afscheid van Stolker zelf, tijdens de dies natalis op 8 februari. Hoewel er weinig aanwezigen zullen zijn in de Pieterskerk, kan iedereen de bijeenkomst toch volgen via de livestream. Zélfs als je net uit je vorige college komt.
Tekst: Merijn van Nuland
Illustraties: Pirmin Rengers
‘Brede scholing geeft Leidse taalkundigen streepje voor’
Het valt Cambier op dat veel van haar collega-taalkundigen bij de IND aan de Universiteit Leiden hebben gestudeerd. ‘Ik denk dat dit geen toeval is. Aan de Universiteit Leiden worden taalkundestudenten breed geschoold, van Westerse talen tot Afrikaanse Bantoetalen. Dat is precies wat de IND nodig heeft, want op het ene moment komen de meeste vluchtelingen uit Zuid-Soedan en Sierra Leone, dan weer uit Zuid-Somalië en nu vooral uit Syrië. Je moet snel kunnen schakelen.’