Wetenschappelijke consensus over uitsterven neanderthaler verschuift
Nog altijd is niet duidelijk hoe de neanderthalers zijn uitgestorven. Maar lange tijd gold één theorie als de meest waarschijnlijke: de opkomst van de superslimme Homo sapiens, de moderne mens dus. Inmiddels is deze concurrentiehypothese echter niet meer de dominante theorie onder wetenschappers, blijkt uit onderzoek onder archeologen en antropologen. Publicatie in Scientific Reports.
Wie aan neanderthalers denkt, denkt misschien al snel aan een bende woestelingen, een soort halve apen die in niets leken op de moderne mens met zijn grenzeloze intelligentie en verfijnd gedrag. Vaak wordt dit beeld gekoppeld aan het uitsterven van de mensensoort: de neanderthaler moest wel uitsterven toen zijn superslimme neefje Homo sapiens ten tonele verscheen.
Uit recent Leids onderzoek blijkt nu echter dat de meeste experts – paleolithisch archeologen en paleoantropologen – deze concurrentietheorie niet meer de meest aannemelijke verklaring vinden voor het uitsterven van de neanderthaler. Inmiddels denken de meeste wetenschappers dat een demografische verklaring voor het uitsterven waarschijnlijker is. De auteurs ontdekten dit nadat zij 216 collega’s uit binnen- en buitenland een vragenlijst hadden voorgelegd.
'Uitkomst verbaast ons'
‘Eerlijk gezegd verbaasde de uitkomst ons,’ zegt steentijdarcheoloog Gerrit Dusseldorp, co-auteur van het artikel. ‘De concurrentiehypothese is ontzettend diep geworteld in de hoofden van mensen, ook in die van wetenschappers. We hadden verwacht dat deze hypothese nog erg breed zou leven, maar dat blijkt niet het geval.’
Dusseldorp wijdt de paradigmawisseling aan recente vondsten die de concurrentiehypothese minder aannemelijk maken. Zo bleek eerder uit Leids onderzoek dat de ‘domme’ neanderthalers teer uit berkenbast maakten, en dit gebruikten om bijvoorbeeld speerpunten op een werpstok te lijmen. Best slim dus. En in februari werd bekend dat neanderthalers in Spanje rotsschilderingen hebben achtergelaten, terwijl kunst lange tijd alleen werd toegedicht aan de moderne mens.
Archeologische verschillen vrijwel geheel verdwenen
Daarmee zijn archeologische verschillen tussen neanderthalers en de Homo sapiens nu vrijwel geheel verdwenen, zei Dusseldorps collega Wil Roebroeks onlangs tegen de NOS. Dusseldorp vult aan: ‘Het lijkt erop dat neanderthalers ongeveer even slim waren als Homo sapiens, zolang je ze maar in dezelfde tijd vergelijkt.’ Maar liefst 200.000 jaar lang liepen neanderthalers en Homo sapiens samen rond op aarde, en het lijkt er dus op dat de tijdgenoten ongeveer even ontwikkeld waren.
Maar wat is dan wel een aannemelijke verklaring voor het uitsterven van de neanderthalers? De meeste respondenten denken dat demografische factoren de belangrijkste verklaring zijn. Dusseldorp: ‘Neanderthalers leefden bijvoorbeeld in kleinere groepen dan Homo sapiens. Mogelijk heeft het gebrek aan genetische variatie en inteelt een rol gespeeld.’ Daarnaast lijkt een deel van de neanderthalers opgegaan in de moderne mens: nog altijd kun je neanderthaler-DNA vinden in het menselijk genoom. Een soort genetische verdunning dus.
Relatief weinig vondstmateriaal
Het is al met al nog lang geen uitgemaakte zaak hoe de neanderthalers zijn uitgestorven. Dat komt onder meer doordat er relatief weinig vondstmateriaal is, waardoor de blinde vlekken voorlopig groter zijn dan de ingekleurde puzzelstukjes. Maar tot er meer duidelijkheid komt, doet Dusseldorp een beroep op zijn collega’s, persvoorlichters en wetenschapsjournalisten: ‘Laten we de concurrentiehypothese niet langer als de standaard beschouwen. Ik lees nog te vaak dat de neanderthaler toch slimmer was dan gedacht, terwijl de meeste experts deze mensensoort allang niet meer als dom beschouwen.’
Tekst: Merijn van Nuland
Politieke voorkeur speelt geen rol
De auteurs onderzochten ook of politieke voorkeur een rol speelt in welke verklaring een wetenschapper het meest waarschijnlijk acht. Dusseldorp: ‘We hoorden dat rechtsere collega’s vaker de concurrentiehypothese steunden, en linksere collega’s eerder neigden naar demografische verklaringen. Maar dat was slechts anekdotisch bewijs.’ Na onderzoek kan deze theorie in de prullenbak: de wetenschappers vonden er geen significant bewijs voor.