Flipping the classroom: ‘Dit vak legt een basis waar ze de rest van hun studie op kunnen bouwen’
De uitdaging: neem driehonderd studenten van sterk uiteenlopende vakgebieden en leer ze in twaalf lessen de basis van wetenschappelijk denken. Onmogelijk? Hoogleraar Ben Arps en zijn team van tutoren deden het. Een stroom aan positieve studentenevaluaties was het resultaat.
Wat zijn dat voor studenten?
‘Eerste-, soms tweedejaars van Regiostudies. Dat deel van de faculteit bestaat uit veertien vakgebieden, een ratjetoe van culturen en benaderingen. Je vindt er egyptologen, maar ook mensen die de Chinese economie bestuderen. Maar uiteindelijk gaat het er steeds om hoe mensen cultureel functioneren in een bepaalde regio. Er moet dus een ‘language of area studies’ bestaan. Mijn doel is dat de studenten die wetenschappelijke taal niet alleen leren kennen, maar ook leren gebruiken.’
Hoe heb je dat aangepakt?
‘Vorig jaar gaf ik het vak voor het eerst, als hoorcollege aangevuld met wetenschappelijke artikelen. Dan krijg je dus een zaal met driehonderd hoofdjes waar je nauwelijks interactie mee hebt. Het werd een tranendal, voor hen en voor mij.
Ik besloot om een leerboek te maken, of liever een multimediale cursus. Die heb ik het afgelopen semester gegeven. De stof is opgedeeld in heel gevarieerde, kleine eenheden. Alles staat online. De studenten kunnen er desnoods op hun smartphone doorheen gaan, waar en wanneer ze maar willen. Maar ze moeten alles grondig hebben bestudeerd vóór het college, want daar staat interactie over de stof centraal. Afgelopen week ontdekte ik pas dat dit een erkende didactische aanpak is: flipping the classroom. En inderdaad, het werkte.’
Flipping the classroom
Bij een ‘flipped classroom’ wordt van studenten verwacht dat ze de leerinhoud zelfstandig voorbereiden. Dit kan bijvoorbeeld met een weblecture, een video of een andere online instructie zijn. Tijdens de contactmomenten gaan de studenten vervolgens aan de slag met opdrachten.
Hoe ga je om met de verschillen tussen al die vakgebieden?
‘Bij elk van de twaalf hoofdstukken geef ik ze een of twee casestudy's, bijvoorbeeld over de Chinese traditie om met nieuwjaar naar het voorouderlijke dorp te gaan. Daarna pas krijgen ze de theorie, in dit geval over mobiliteit en bewegen binnen een gebied. Ze weten dus altijd waar ze over praten.
Daarnaast had ik geld gekregen voor tutoren, zodat ik die club van driehonderd mannen en vrouwen kon verdelen in kleine klasjes van elk één studie. Daar konden ze de algemene ‘language of area studies’ toepassen op hun eigen vakgebied door bijvoorbeeld stukjes te schrijven.’
Je hebt ook video-interviews met onderzoekers opgenomen?
‘Jazeker! Ik wilde de studenten kennis laten maken met wat wetenschappers nou eigenlijk zijn en doen. Bij elk thema heb ik een of twee collega's geïnterviewd, in Leiden of elders in de wereld, jong en oud, man en vrouw, met allerlei culturele achtergronden. Ik vroeg ze simpelweg wat ze nou eigenlijk doen wanneer ze met onderzoek bezig zijn of een boek schrijven. Die interviews vonden de studenten erg leuk; dat werd diverse malen vermeld in de evaluaties.’
Waren de studenten over de rest van de cursus ook tevreden?
‘Er zijn altijd punten van kritiek, maar de respons was zeer positief. Ze vonden het bijvoorbeeld fijn dat ze de stof in ‘hapklare brokken’ konden bestuderen. Het blijft een moeilijk vak, want voor achttienjarigen spreekt het niet vanzelf dat je van verschillende kanten naar dingen kan kijken. En dat je je bovendien bewust moet zijn dat je dat doet. Maar ze vonden dit een leuke en nuttige manier om dat te leren. Daar was ik heel tevreden over, want dat is precies wat ik hoopte.’
Zou je deze aanpak ook aanraden voor andere vakken?
‘Het is vreselijk leuk om te doen, maar je moet er wel héél veel tijd in stoppen. Ik had gelukkig subsidie gekregen voor een student-assistent en tutoren, maar anders had ik nu met de pootjes omhoog gelegen. Ik had er meer dan een weektaak aan. Maar de komende jaren kan ik de cursus opnieuw inzetten. En de hoofdzaak is: het heeft gewerkt. Ik denk dat dit vak een fundament legt waar studenten in de rest van hun studie op kunnen bouwen.’
Ben Arps is hoogleraar Indonesische en Javaanse Taal en Cultuur aan het Institute for Area Studies.