Eduard van de Bilt en Joke Kardux nemen afscheid van Leiden
Ruim 35 jaar hielpen ze de Leidse amerikanistiek op de kaart te zetten: Joke Kardux en Eduard van de Bilt. Dit voorjaar is het koppel met pensioen gegaan. Een afscheidsinterview.
Hoe zijn jullie in Leiden terechtgekomen?
Joke: ‘We kennen elkaar uit onze studententijd in Utrecht, waar Eduard geschiedenis studeerde en ik Engels. Ik heb tijdens mijn studie een beurs gekregen om een jaar aan Wellesley College te studeren, in de buurt van Boston. Daarna werd ik aangemoedigd om in Amerika te promoveren.’
Eduard: ‘Toen zei ik: “Och, die Amerikaanse geschiedenis is eigenlijk ook wel interessant”. We hebben samen gesolliciteerd bij negen of tien universiteiten in de Verenigde Staten, in de hoop dat we op dezelfde plek werden aangenomen. De eerste wees mij meteen af, maar bij alle andere was het raak. We hebben uiteindelijk gekozen voor Cornell (in de staat New York, red.). In Amsterdam en Leiden werd al sinds de jaren 50 amerikanistiek gedoceerd, maar medio jaren 80 kreeg het vakgebied daar en elders in Nederland een extra impuls. Het komische is dat we toen allebei hebben gesolliciteerd op de nieuwe functie coördinator amerikanistiek in Leiden. We hebben allebei een gesprek gehad, maar Joke heeft de baan gekregen.’
Joke: ‘Ze wisten dat wij een stel waren. Toen ze tijdens het gesprek vroegen of ik het niet beneden mijn stand vond om posters op te hangen, grapte ik: “Als u mij de baan geeft, dan laat ik mijn man die posters wel opplakken.” Daar hebben ze toen zo om moeten lachen dat ze mij hebben aangenomen. Eduard kon een halfjaar later aan de Universiteit van Amsterdam beginnen. In 1991 is hij daarnaast voor de helft van de tijd naar Leiden gekomen.’
Hoe is het om met je partner samen te werken?
Joke: ‘We weten niet beter, maar ik zou niet anders willen. We hebben elkaar altijd goed aangevuld. Tijdens mijn zwangerschapsverlof nam Eduard bijvoorbeeld een cursus van mij over. Op die manier hebben privé en werk altijd door elkaar gelopen. Dat zag je ook aan onze kinderen. In de jaren negentig was Eduard regelmatig op televisie om te praten over president Clinton. Daar gingen de discussies thuis natuurlijk ook vaak over, waarop een van onze kinderen aan tafel vroeg: “Papa, is Clinton een van je studenten?”’
Eduard: ‘Dan ging ik op zaterdagochtend naar de markt en zei de marktkoopman: “Nou, je zag er op tv uitgeslapener uit.” Maar het is fijn dat we korte lijnen hadden en elkaar verder hebben kunnen helpen. Dat geldt ook voor de rest van het team. Het Amerikanistiekprogramma (de minor American Studies en het MA-programma North American Studies, red.) is succesvol, maar nooit te groot geworden. Dat heeft er mede voor gezorgd dat we altijd met veel plezier hebben kunnen samenwerken met elkaar en met de collega’s.’
Wat waren de hoogtepunten uit jullie carrière?
Eduard: ‘Er waren een heleboel leuke dingen. Eind jaren tachtig is Joke begonnen met het organiseren van lezingenreeksen, over onder meer Afrikaans-Amerikaanse geschiedenis en cultuur, Chicago, de Vietnam- en de Burgeroorlog en presidentsverkiezingen, waar veel prominente Amerikanen als gastspreker langskwamen. Dat was redelijk nieuw in die tijd. Wij hebben al die mensen ontvangen als ze in Nederland waren. Dat was inspannend, maar het leverde ook komische situaties op. Zo ben ik eens in een zwaarbewaakte diamantzaak in Amsterdam beland met een gastspreker die een sieraad voor zijn vrouw wilde kopen. Laat ik zeggen dat dat een geheel nieuwe wereld voor me was.’
Joke: ‘Er kwamen hier ook regelmatig Amerikanen college geven via de Fulbright-gastleerstoelen. Zij hadden meestal een andere specialisatie dan wij of onze collega’s, dus dat was echt een verrijking van het programma. Wij regelden dan ook huisvesting voor ze, geen eenvoudige klus. Een keer hadden de gasthoogleraar en zijn gezin wel vijftien gigantische koffers voor een verblijf van vier maanden bij zich toen ik ze op Schiphol ging ophalen. Alsof ze hun hele huisraad hadden ingepakt.’
Eduard: ‘Toen moest Joke met de trein, omdat ze niet meer in de taxi paste.’
Joke: ‘Ik ben ook trots op de overzichtscursus “From Bradford to …”, waarmee wij in 1986 zijn begonnen. We pasten de laatste naam steeds aan de president aan: From Bradford to Bush, From Bradford to Obama, et cetera. Die cursus is er nu nog steeds, net als de drie overzichtscursussen Amerikaanse literatuur die ik destijds heb geïntroduceerd bij Engelse taal en cultuur. Een hoogtepunt waren ook de grote internationale congressen die we samen met anderen in Leiden georganiseerd hebben, met name het MESEA-congres “Migration Matters” in 2008 met bijna 300 sprekers en in augustus 2020 het Leiden-Mayflower400-congres, het eerste Leidse congres dat helemaal online gehouden is.’
Wat zijn jullie plannen voor de toekomst?
Joke: ‘Eduard is nog met scripties bezig, ik heb net de laatste twee afgerond. Kijk, daar staan de bloemen die ik van die studenten heb gekregen. Mijn kantoor heb ik al grotendeels leeggeruimd. Ik moet nog wel de laatste spullen weghalen, maar ik heb met name telkens het gevoel dat ik iets vergeten ben te doen, omdat er ineens niets meer moet.’
Eduard: ‘Daar heb ik ook steeds last van. Verder gaan het onderzoek en het schrijven gewoon door. Die activiteiten hebben toch geleden onder de drukte van het coronajaar. Ik heb nog twee onafgemaakte boekmanuscripten en we willen een nieuwe uitgave van ons Pilgrimboekje maken.’
Joke: ‘Uit het Pilgrimcongres uit 2020 gaan ook nog publicaties voortkomen. Daar gaan we het deze zomer druk mee krijgen. En we gaan wat vaker oppassen op onze kleindochter Zoya. Maar gek genoeg ben ik ergens toch blij dat we de corona-tijd nog meegemaakt hebben. De enorme saamhorigheid tussen docenten, ondersteunend personeel én studenten, vooral tijdens de eerste lockdown toen we ineens moesten overschakelen naar online onderwijs en zelfs het Pilgrimcongres online moesten houden, maakte dit toch wel toch een heel bijzondere periode in onze loopbaan.’