Het nut van wetenschap: ‘Ruimte voor uitwisseling van vragen, waarden en ideeën’
Is wetenschappelijk onderzoek wel nuttig? Jorrit Smit beargumenteert dat voor een antwoord op deze vraag niet gekeken moet worden naar bijvoorbeeld vooraanstaande wetenschappers of invloedrijke organisaties, maar naar de plekken waar kennisuitwisseling en co-creatie plaatsvinden. Promotie 6 mei.
Utility spots, zo noemt Smit zulke plekken in zijn proefschrift. ‘Om onderzoek te doen naar het nut van wetenschappelijk onderzoek tussen 1950 en 2000 is het interessant om te kijken naar de manier waarop die ruimtelijk vorm krijgt. Er worden plekken voor de relaties tussen wetenschap en de maatschappij gecreëerd waarvan de gedachte is dat ze tot meer maatschappelijke relevante kennis leiden,’ legt Smit uit. ‘Maar de manier waarop dat georganiseerd wordt, zegt al heel veel over wat men nuttige kennis acht.’
Science parks
Een welbekend voorbeeld van utility spots zijn science parks. ‘Die in Leiden kent iedereen wel, want die is nu bijna elke week in het nieuws,’ zegt Smit verwijzend naar het Leiden Bio Science Park. Er zijn ook andere voorbeelden in Nederland, zoals het Bedrijfstechnologisch Centrum in de buurt van de Universiteit Twente. ‘Dat begon als een gebouwtje waar pasafgestudeerden of wetenschappers hun idee voor een onderneming verder konden ontwikkelen. Daar ging in eerste instantie dan ook geld van de gemeente en banken naartoe, want zij zagen brood in de belofte van de commercialisatie van universitaire kennis. Zij denken dat wetenschap alleen nuttig is als deze direct commerciële waarde heeft.’
Zelf hanteert Smit een bredere invulling van het concept ‘nut’. ‘Bij het besluit om interacties tussen de maatschappij en de universiteit te stimuleren, spelen allerlei lokale belangen mee,’ legt Smit uit. Dit kunnen belangen vanuit de gemeenteraad zijn, maar ook woningnood of behoefte aan werkgelegenheid kunnen een rol spelen. ‘Al deze ideeën over of het relevant of nuttig is, zijn onderdeel van het wetenschappelijk onderzoek dat wetenschappers doen.’
'Virtuele' utility spots
De conclusie van Smits proefschrift is dat ideeën over nuttigheid de wetenschapspraktijk vormen, en dat dit met name te zien is zodra er bedacht wordt dat een ontmoetingsplek nodig is. Volgens hem treedt dan een belangrijke verandering op in de relaties tussen de universiteit en maatschappij. 'Voordat er een science park bestond, gingen universiteitsbestuurders praten met gemeenteambtenaren, wethouders, de Kamer van Koophandel, bedrijven enzovoorts,’ vertelt hij. ‘Er ontstaat dan al een netwerk waarin mensen een gedeelde visie van ‘nuttige’ wetenschap krijgen. Zo worden de mogelijkheden tot samenwerking verder vergroot.’ Door er slechts over te praten, verhouden universiteiten en de samenleving zich al anders tot elkaar, volgens Smit. Dit noemt hij ‘virtuele’ utility spots. ‘Elk wetenschappelijk onderzoek, ook vanuit geesteswetenschappen, onderhoudt verschillende relaties met de maatschappij en kan daarom nuttig zijn op verschillende manieren.’
‘Dit is dan niet noodzakelijk een kennisuitwisseling van “ik heb dit onderzocht en dit is het antwoord”, maar er is wel uitwisseling van vragen, waarden en ideeën. En natuurlijk ook het maken van nieuwe relaties tussen de wetenschap en de maatschappij.’
Van historie naar het heden
Inmiddels is Smit als onderzoeker verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daar onderzoekt hij welke impact de universiteit heeft op de maatschappij, hoe je dit in kaart kunt brengen, en de effecten daarvan op de wetenschappelijke praktijk. ’De missie om een impactgedreven universiteit te zijn, bekijk ik door de lens van utility spots,’ licht Smit toe. ‘In mijn proefschrift keek ik naar het verleden en zo ik hoop die kritische blik naar het heden te kunnen nemen. Voor wie wordt nou eigenlijk wat gedaan en welke consequenties heeft dit voor het onderzoek dat we uitvoeren?’