Universiteit Leiden

nl en

Verdere stappen naar Drempelloos Studeren

Van de Leidse studenten heeft 8 procent een functiebeperking. De projectgroep Drempelloos Studeren brengt in kaart welke behoeften deze groep (nog) heeft om ongehinderd te kunnen studeren en probeert daarin te voorzien. De vier expertgroepen in het project hebben nu tussentijds verslag uitgebracht. ‘Een student met een functiebeperking helpen is vaak: alle studenten helpen.’

Het doel van het project Drempelloos Studeren is het onderwijs inclusiever te maken en ervoor te zorgen dat studenten met een functiebeperking beter kunnen studeren. Naast het toewerken naar inclusief onderwijs gaat het in dit project om kennisdeling en studentenparticipatie. Het afgelopen jaar is veel in beweging gebracht. Zo zijn een aantal  universiteitsgebouwen getoetst op toegankelijkheid, is er een enquête over digitaal toetsen uitgezet onder studenten met een functiebeperking, is het proces rondom tentamenvoorzieningen onder de loep genomen en wordt een quickscan gedaan om de toegankelijkheid van de website te toetsen. 

In vier groepen buigen medewerkers en studenten zich over vier thema’s: digitale toegankelijkheid, fysieke toegankelijkheid, tentamenvoorzieningen en deskundigheidsbevordering. Voor deze long read spraken we met een medewerker uit elk van de vier expertgroepen, die vanuit de eigen expertise vertelt over de voortgang in de groep.

Tanja de Bie, Centre for Innovation

Expertgroep Digitale toegankelijkheid

Een functiebeperking heeft veel verschijningsvormen - de universiteit onderscheidt acht categorieën - is het dan niet ingewikkeld om tegemoet te komen aan de behoeften van alle studenten met een beperking? Het is een vraag aan Tanja de Bie, werkzaam bij het Centre for Innovation, waar ze zich bezighoudt met de toegankelijkheid van digitaal collegemateriaal. ‘Het hoeft niet per se ingewikkeld te zijn’, zegt ze.

‘Er zijn een heleboel dingen die je kunt doen waar niet alleen de studenten met een functiebeperking mee gediend zijn, maar de hele studentenpopulatie. Neem bijvoorbeeld ondertiteling. Een robot zet de spraak op het hoge niveau van 90% correct om naar tekst. Je kunt zelfs op 100% komen met handmatige controle door een student-assistent of een externe partner. Maar vanwege de kosten weten we nog niet of dat ervan gaat komen.’ Maar dat niet alleen. De Bie: ‘Aan de hand van de ondertiteling kun je met een tool video’s beter doorzoekbaar maken. En je kunt ondertiteling ook als apart leesbestand opslaan. Kaltura heeft die functie, alle studenten kunnen hem gebruiken.

Het bredere nut dan alleen voor studenten met een functiebeperking, geldt volgens De Bie voor veel meer aspecten. Bij een bepaald kleurgebruik is een powerpoint beter te ontwaren voor slechtzienden, evenals bij gebruik van een schreefloze letter (zonder de horizontale balkjes die veel lettertypen hebben). Maar niet alleen voor hen, het is voor alle studenten zo.

Welke functiebeperkingen komen het meest voor?
Een functiebeperking kan fysiek zijn of psychisch, of er kan sprake zijn van een leerstoornis, zoals dyslexie. De Universiteit Leiden onderscheidt acht categorieën. Dyslexie is in Leiden de meest voorkomende: 3,1% van alle studenten kampt ermee (2019). Op twee staan de concentratiestoornissen ADHD en ADD en op nummer drie fysieke beperkingen (1,3%).

De Bie sprak onlangs met een dove student. Die was blij met de ondertiteling maar had wel moeite om de aandacht van haar ogen te spreiden over alle kanalen: de aanwezige doventolk, de ondertiteling, de chats. ‘Dat allemaal tezamen is erg vermoeiend’, hoorde De Bie van de student. ‘We moeten dus ook bekijken hoe we de overload kunnen beperken. Dat is eveneens een belangrijk aspect bij de docenten: we willen ze geen extra werk bezorgen, maar juist ontzorgen.’

Suzanne Mol, universitair docent bij Pedagogische Wetenschappen

Expertgroep deskundigheidsbevordering

Suzanne Mol, universitair docent bij Pedagogische Wetenschappen, zit op dezelfde lijn als De Bie. Ze kreeg een jaar geleden een Comeniusbeurs van een ton om wetenschappelijk te onderzoeken of en welke tools voor studenten met een functiebeperking een verrijking zijn voor alle studenten ‘Neem studenten met ADHD’, zegt ze. ‘Zij hebben vaak moeite met hun concentratie. Voor hen is een strakke structuur in de presentatie van de collegestof belangrijk. Maar je kunt ervan uitgaan dat iedereen er beter door leert.’ Zo kun je met generieke verbeteringen ook studenten met een functiebeperking helpen. ‘Een ander voorbeeld daarvan is de kern van de stof herhaaldelijk benadrukken.’

Mol vindt dat docenten ook zelf in de lerende stand moeten blijven staan. ‘Dat betekent bijvoorbeeld dat je moet durven kijken naar hoe je je eigen onderwijs toegankelijker kunt maken en studenten kunt betrekken bij wat je ze wilt leren? Want je wilt toch het enthousiasme voor je vak maximaal overbrengen? Wees pro-actief, en durf ook te checken bij je studenten: is dit voor jullie een prettige manier van onderwijs krijgen, hebben jullie liever meer voorbeelden, moet het anders?.’ Mol wordt er helemaal enthousiast van.

De BKO en de SKO zouden wat haar betreft niet de enige ijkpunten moeten zijn. ‘Docenten moeten meer kansen krijgen om zich te blijven ontwikkelen en als ze daardoor  een steeds betere docent worden voor ál hun studenten, dan moeten ze daar ook waardering voor krijgen. Gelukkig komt docentprofessionalisering nu langzaamaan op de universitaire beleidsagenda te staan.’

Wettelijke verplichting tot faciliteren
In de WHW, de wet waar universiteiten onder vallen, staat dat een universiteit ervoor moet zorgen dat studenten met een functiebeperking even goed kunnen presteren als de studenten zonder beperking. De Universiteit Leiden zette dat in 2008 om in daden door bij Studenten- en Onderwijszaken het Fenestra Disability Centre op te richten. Fenestra is er voor de ondersteuning en begeleiding van studenten met een functiebeperking. Studenten kunnen al bij hun aanmelding aangeven dat ze daar informatie over willen ontvangen. Het percentage studenten met een functiebeperking is vrij constant, namelijk 8 à 10 procent. Wel is door de groei van de studentenpopulatie het aantal flink gestegen, tot 2466 studenten in 2019.

Expertgroep Tentamenvoorzieningen

Jurist Marlies de Boer heeft gekeken naar de juridische kant van tentamenvoorzieningen en de praktische uitwerking van de WHW: wie is waar verantwoordelijk voor als het gaat om aanpassingen voor studenten met een functiebeperking en waar moet het recht op passende tentamenvoorzieningen worden verankerd?  Ondertussen komt er steeds meer jurisprudentie die in de praktijk tot meer helderheid leidt.

Bij het Fenestra Disability Centre kunnen studenten terecht voor het advies en eventuele hulpmiddelen.

Verzoeken om aanpassing van het tentamineren worden beoordeeld door de examencommissie van een opleiding. Het kan ook zo zijn dat het Fenestra Disability Centre van de universiteit een advies uitbrengt over voorzieningen voor een specifieke student. Maar, vertelt De Boer, het instellingsbestuur is primair verantwoordelijk voor het faciliteren van aanpassingen in tentaminering voor studenten met een functiebeperking. ‘Daarmee wordt onder meer bedoeld: zorgen voor aparte ruimtes waar studenten die gevoelig zijn voor prikkels hun tentamen kunnen doen en organiseren dat er voldoende laptops zijn voor studenten die er een nodig hebben voor een tentamen.’

Het college van bestuur heeft deze verantwoordelijkheid gemandateerd naar de faculteitsbesturen. Veel examencommissie weten dit niet’, vertelt De Boer. ‘Die denken dat dit ook hun taak is, maar dat is dus niet zo. Aan het model-OER 2021-2022 is een artikel toegevoegd waarin staat dat het faculteitsbestuur verantwoordelijk is voor de praktische organisatie van tentamens en voor het in goede orde verlopen ervan. Het toekennen van aanpassingen ligt bij de examencommissie aangezien die verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de tentamens. De commissie maakt een eigen afweging en kan afwijken van een door Fenestra gegeven advies of van wat de student heeft gevraagd. ‘De wens van een student of het advies van Fenestra moet bijvoorbeeld wel proportioneel zijn’, aldus de jurist.

‘We willen zoveel mogelijk centraal regelen’, vertelt De Boer. Zo wordt het protocol ‘Studeren met een beperking’ aangepast. Ook komt het vaak voor dat een docent/de examencommissie er pas in de fase van de tentaminering achter komt dat een student een functiebeperking heeft. Daarom wordt nu gekeken of het centrale systeem uSis mogelijk gebruikt kan worden voor een aantekening over een functiebeperking. ‘Maar daar zijn we nog niet uit’, aldus De Boer.

Elisa Meijer, begeleidt bij Geesteswetenschappen de restauratie en nieuwbouw.

Expertgroep Fysieke Toegankelijkheid

Elisa Meijer is al een aantal jaren als huisvestingsadvsieur werkzaam bij de Faculteit Geesteswetenschappen. Ze staat het faculteitsbestuur bij in de grote ver- en nieuwbouwoperatie waar de faculteit mee bezig is. Vanuit die deskundigheid is ze voor de projectgroep gevraagd. Volgens haar schort het nog aan beleid op het gebied van fysieke toegankelijkheid. Een gebouw rolstoeltoegankelijk maken is heel concreet, al is daar achteraf bezien ook niet altijd de beste oplossing voor gekozen.

Maar er is ook een groep waar bijna geen oplossingen voor te bedenken zijn: studenten die bijvoorbeeld extreem gevoelig zijn voor fel licht, of voor bepaalde geluiden of geuren. ‘Hoe richt je daar een gebouw op in?’, vraagt Meijer zich af. ‘Dat is een onmogelijke taak.’ De in haar ogen onvermijdelijke conclusie is dat je niet aan alle behoeftes van studenten met een functiebeperking tegemoet kunt komen. ‘Al wil je nog zo graag en al doe je nog zo je best. We houden ons altijd aan de wet- en regelgeving op dit gebied. Maar gezien de complexe problematiek kan een oplossing een verbetering zijn voor een specifieke doelgroep en een verslechtering voor een andere. Zo heeft de ene groep visueel gehandicapten behoefte aan meer licht, een andere juist aan minder licht.’

Daarom vindt Meijer beleid zo belangrijk. ‘Dit is materie waar veel emoties bij komen kijken en dat is natuurlijk ook goed te begrijpen. Daarom moet je aan verwachtingsmanagement doen en moet op universitair niveau in beleid worden vastgesteld welke belemmeringen we op dit moment - nog - niet kunnen wegnemen.’ Ze noemt ook nog een ander beleidsaspect, namelijk veiligheid: ‘Bij een calamiteit moet iedereen, inclusief de studenten met een functiebeperking, een gebouw snel en veilig kunnen verlaten.’

Activiteit van Fenestra.

Meijer benadrukt dat fysieke toegankelijkheid realiseren een leerproces is. ‘We praten veel met studenten uit de doelgroep en betrekken hen bij het hele ontwerpproces.’

De expertgroep heeft enkele slimme dingen bedacht. Op de website wordt duidelijker dan nu aangegeven hoe studenten met een  beperking een universitair gebouw kunnen bereiken, waar invalidentoiletten zijn en waar parkeergelegenheid. Er komt een op de fysieke toegankelijkheid gericht klachtenformulier, evenals een Research & Innovationcyclus (steeds blijven onderzoeken en verbeteren) en de receptionisten worden opgeleid om mensen met een functiebeperking goed de weg te wijzen of te begeleiden in het gebouw.

Wat Meijer in het project mist zijn de medewerkers. ‘Daarvan hebben er ook veel een functiebeperking, daar moeten we ons ook op richten. Dat komt misschien in een volgende projectgroep.

Informatievoorziening
De projectgroep vindt het belangrijk dat bij docenten het bewustzijn van studenten met een functiebeperking verder toeneemt. Daarbij gaat het om een constant bewustzijn; docenten weten immers vaak niet meteen dat ze studenten met een beperking in hun groep hebben. Naast directe informatievoorziening denkt de projectgroep aan bijvoorbeeld een webinar over het onderwerp en andere vormen. De docenten worden daar nog over geïnformeerd.

Tekst: Corine Hendriks
Mail de redactie

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.