De rechten van ongedocumenteerde kinderen in Curaçao staan ernstig onder druk
Onderzoek van de Universiteit Leiden en de Universiteit van Curaçao toont aan dat de rechten van ongedocumenteerde kinderen in Curaçao, veelal uit Venezuela, ernstig onder druk staan en dat zowel Curaçao als Nederland zich dat onvoldoende aantrekken.
Het onderzoek ‘De rechten van ongedocumenteerde kinderen in Curaçao – een gezamenlijke verantwoordelijkheid’ uitgevoerd door Chrisje Sandelowsky-Bosman, prof. Ton Liefaard, dr. Stephanie Rap en prof. Flora Goudappel verschaft inzicht in de juridische en sociale situatie van ongedocumenteerde kinderen in Curaçao en analyseert de rechten en vrijheden van deze kinderen binnen de staatskundige verhoudingen van het Nederlandse Koninkrijk. Een belangrijke vraag daarbij is hoe zowel Curaçao als Nederland omgaan met hun verantwoordelijkheid, afzonderlijk en in gezamenlijkheid, op grond van internationale mensen- en kinderrechten. De onderzoeksresultaten, die voortvloeien uit deskresearch en verkennend veldwerk, bieden een basis voor een betere implementatie van internationale kinderrechten binnen het Koninkrijk, en in het bijzonder aan een betere bescherming van ongedocumenteerde kinderen in Curaçao.
Uit het onderzoek blijkt dat op basis van het huidige vreemdelingenrecht van Curaçao ongedocumenteerde kinderen nauwelijks kans hebben om hun verblijf te legaliseren en mede daardoor geen toegang hebben tot voorzieningen voor hun primaire levensbehoeften. Zo is er geen (nood)opvang voor hen georganiseerd, zijn ze niet verzekerd voor ziektekosten en is scholing voor sommigen onbereikbaar. Ook komen ongedocumenteerde kinderen in instellingen terecht, hetgeen betekent dat de vrijheid hun wordt ontnomen.
De kinderen bevinden zich in Curaçao, een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden dat als geheel verdragsstaat is bij het VN-Verdrag voor de Rechten van het Kind en andere mensenrechtenverdragen. Binnen het Koninkrijk geldt een zogenaamde gezamenlijke waarborgplicht ten aanzien van de mensen- en kinderrechten, die ook geldt voor ongedocumenteerde kinderen in Curaçao. Dit onderzoek toont aan dat van die gezamenlijkheid in de praktijk maar weinig terecht komt. De onderzoekers bevelen aan de waarborgplicht dynamisch te interpreteren, waarvoor eerder al door de Raad van State is gepleit. Dit houdt in dat Nederlandse en Curaçaose bestuurders met elkaar in gesprek moeten om in gezamenlijkheid te bepalen waar de ondergrens ligt voor wat betreft de bescherming van de rechten van ongedocumenteerde kinderen en waar nodig bijstand verleend wordt door Nederland. Uit de onderzochte opvattingen van Curaçaose en Nederlandse politici en bestuurders, blijkt echter geen urgentiegevoel om dat te realiseren. Curaçaose en Nederlandse politici en bestuurders lijken elkaar wel te vinden in het willen voorkomen van een aanzuigende werking ten aanzien van migranten vanuit Venezuela, hetgeen haaks lijkt te staan op het voeren van een dialoog om tot een betere bescherming van de rechten van deze groep mensen te komen.
Het boek, uitgegeven door Boom Uitgevers, is deze week verschenen. De uitkomsten van het onderzoek zijn van belang voor overheidsfunctionarissen en andere professionals werkzaam met ongedocumenteerde kinderen in Curaçao of rondom de koninkrijksbrede implementatie van de rechten van kinderen. Het richt zich ook op onderzoekers en studenten geïnteresseerd in internationale kinderrechten en/of in de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Het boek is opgenomen in de Meijers reeks van het E.M. Meijers Instituut voor Rechtswetenschappelijk onderzoek van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Het onderzoek is mogelijk gemaakt door financiering van het Schim van der Loeff Fonds en het Leids Universiteits Fonds.
Het boek bevat een samenvatting in het Nederlands, Spaans en Papiaments.