‘Jij hebt geen liefde voor de waarheid’: 19e-eeuwse Britse wetenschappers beschuldigden elkaar om de haverklap
Een gebrek aan mannelijkheid, geldzuchtig of te verbeeldingsrijk zijn. Dit zijn slechts een paar beschuldigingen waarmee Britse wetenschappers ruim honderd jaar geleden elkaar in diskrediet brachten. Promovendus Léjon Saarloos deed onderzoek naar Britse wetenschappers rond het jaar 1900 en hun idee van wat een goede – en dus ook een slechte - wetenschapper is.
Een primeur, want het is het eerste boek over wetenschappelijke ondeugden. ‘Er wordt sinds kort wel onderzoek gedaan naar het karakter van een wetenschapper, maar dan wordt er alleen naar de positieve kant gekeken. Zo is er bijvoorbeeld een standaardwerk geschreven over de geschiedenis van de objectiviteit,’ vertelt Saarloos. ‘Maar toen ik bronnen, zoals bijvoorbeeld tijdschriften en dagboeken, ging lezen, ging het nooit slechts over één deugd. Het gaat over een evenwicht aan karaktereigenschappen. Die balans kan natuurlijk ook omslaan en dan worden het opeens ondeugden. Ondeugden zijn karaktereigenschappen die goede wetenschap in de weg staan.’ In de negentiende eeuw waren dat dus zaken als een gebrek aan mannelijkheid, geldzuchtigheid of te verbeeldingsrijk zijn.
Doodsbang
Deze wetenschappelijke ondeugden werden niet licht genomen: Britse wetenschappers waren er als de dood voor. ‘Aan de ene kant waren ze bang dat ze zelf geen weerstand konden bieden aan geld, beroemdheid of afleiding. Maar ze waren ook bang voor ondeugden bij andere wetenschappers,’ legt Saarloos uit. ‘Het is heel handig om over ondeugden te praten als je ruzie hebt met een andere wetenschapper. Dan viel je diegene niet alleen aan op datgene wat hij dacht en zijn methoden, maar ook op zijn karakter.’ Uitspraken vol met ondeugden (jij hebt een gebrek aan discipline waardoor je fantasie op hol is geslagen) waren daarom een veelgebruikt middel om een debat uit te vechten.
‘De beschuldigingen klinken heftig, maar zij geloofden dat het succes van de wetenschap afhing van het gedrag van de mensen wetenschap bedreven. Als wij de mens niet kunnen vertrouwen, kunnen wij de wetenschap ook niet vertrouwen,’ licht hij toe. Het is niet toevallig dat zulke discussies in deze periode opkwamen. ‘De periode van 1870 tot 1910 wordt gezien als de totstandkoming van de moderne wetenschap. Ze hadden een moderne wetenschappelijke methode ontwikkeld – de infrastructuur lag er dus al – maar wie was die moderne wetenschapper nou?’
Wetenschap en gedrag
De impact die zo een beschuldiging op een wetenschapper toen kon hebben, lijkt tegenwoordig eerder op een dramatische reactie. ‘Voorbeeld: een wetenschapper werd voor een rechtszaak ingehuurd als expert. Hij moest kijken of een octrooi van iemand wel gerechtigd was of niet. Toen werd hij er door de rechter van beschuldigd dat hij misschien een onwaarheid had gesproken. Wat gebeurde er? Die man viel flauw omdat hij het niet aankon. Hij kwam pas bij zinnen toen de rechter hem had verzekerd dat hij het niet echt meende,’ aldus Saarloos.
Zulke incidenten gebeurden lang niet alleen in de professionele sfeer. Wetenschappers gebruikten tijdschriften om ruzies publiekelijk uit te vechten. ‘Deze discussies werden door een groot publiek gevolgd. De reacties van de wetenschappers in kwestie gaan dan over en weer. Het wordt steeds erger totdat de eindredacteur zegt dat het klaar is. Een paar jaar later laait de ruzie weer op in een ander tijdschrift en zo wordt het riedeltje herhaald.’
Hedendaagse wetenschap
De waarde die aan karaktereigenschappen gehecht wordt, speelt volgens Saarloos nog steeds een rol in de hedendaagse wetenschappelijke wereld. ‘Tegenwoordig schrijven filosofen nog steeds dat je bepaalde karaktereigenschappen nodig hebt om een goede wetenschapper te zijn. Zij hebben het ook over geduld, respect voor bewijs en nieuwsgierigheid. Het gaat dus nog steeds wel over de persoon achter de wetenschapper. Maar je zult niet meer zo snel zien dat iemand wordt aangevallen vanwege een gebrek aan mannelijkheid.’