In memoriam: prof.dr. C. Willemijn Fock (1942-2021)
3 Juni jl. overleed op 78-jarige leeftijd prof.dr. C. Willemijn Fock, van 1982-2007 hoogleraar Kunstnijverheid aan het Kunsthistorisch Instituut. Wie Fock ook maar enigszins heeft gekend, wist dat haar emeritaat niet het einde van haar onderzoeksactiviteiten betekende, maar dat zij, verlost van bestuurlijke taken, juist nog meer tijd kreeg om zich aan haar vakgebied te wijden.
Zo werkte zij onder meer aan de samenstelling van een corpus van alle wandtapijten in Nederlands openbaar bezit, een onderzoek dat zij in 1994 had geërfd van Elisabeth J. Kalf die dit project had geëntameerd vanuit de Werkplaats Herstel Antiek Textiel te Haarlem. Door haar verslechterende gezondheid is Fock helaas niet in staat geweest om dit ambitieuze onderzoeksproject te voltooien. Een taak die nu op de schouders rust van tapijtexpert drs. Hillie Smit die samen met haar aan deze inventarisatie werkte.
Belangrijkste pleitbezorger
Als opvolger van de door haar zeer bewonderde prof. Th.H. Lunsingh Scheurleer, de eerste hoogleraar Kunstnijverheid in Nederland die deze leerstoel sinds 1964 bekleedde, geldt prof. Fock als de belangrijkste pleitbezorger van het onderzoek naar de geschiedenis van de kunstnijverheid, een specialisme dat binnen de kunstgeschiedenis lange tijd onderbelicht is geweest. Het is mede om die reden dat de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici haar in 2019 het erelidmaatschap heeft toegekend.
Leiden als centrum van de kunstnijverheid
Als je in Nederland ook maar de kleinste stap op het gebied van de kunstnijverheid wilde zetten, kwam je uiteindelijk altijd bij prof. Fock terecht. Zo deed ik als student kunstgeschiedenis in Groningen in het kader van mijn kandidaatsexamen in 1979 een mondeling tentamen kunstnijverheid bij haar. Eenmaal afgestudeerd, werd ik enige jaren later (in 1983) haar naaste medewerker met als specialisatie de geschiedenis van de industriële vormgeving. Sinds die tijd heb ik Willemijn niet alleen als een waardevolle mentor en collega leren kennen, maar ook een vriendschap met haar opgebouwd die tot op de dag van haar overlijden heeft voortgeduurd. Ik was een van haar vele promovendi van wie zij het onderzoek op de haar kenmerkende bescheiden maar even indringende wijze tot een goed einde heeft weten te brengen. Met haar doortimmerde colleges, werk- en projectgroepen heeft Fock talloze studenten weten te inspireren zich te specialiseren in de kunstnijverheid. Door haar serieuze attitude kwam zij op menig student in eerste instantie als streng en enigszins afstandelijk over, maar wie haar beter leerde kennen en er oog voor had, ontdekte al snel haar zachte kanten en haar oprechte belangstelling voor de ontwikkeling van haar ‘pupillen’.
Het Rapenburgproject
Prof. Fock was wetenschapper pur sang voor wie primair bronnenmateriaal als vertrekpunt gold bij al haar verschillende onderzoeken. Om die reden bracht zij een groot deel van haar werkzame leven in archieven door waarin volgens haar de gegevens voor het oprapen lagen. Exemplarisch hiervoor is het zogeheten Rapenburgproject dat zij samen met Lunsingh Scheurleer en de hiervoor speciaal aangestelde onderzoeker drs. A.J. van Dissel heeft vorm gegeven. Dit grootschalige onderzoek naar de bewoningsgeschiedenis van circa 65 woonhuizen aan het Rapenburg, de belangrijkste gracht van Leiden, heeft in de jaren 1986-1992 geresulteerd in de uit tien delen bestaande publicatie Het Rapenburg. Geschiedenis van een Leidse gracht. Een uitzonderlijk en vernieuwend onderzoeksproject, waaraan tal van studenten een bijdrage hebben geleverd en dat aan de hand van boedelinventarissen, bouwbestekken en ander schriftelijk bronnenmateriaal voor het eerst in de kunsthistorische geschiedenis de wooncultuur van de gewone burger in beeld heeft gebracht. Hoewel de reeks onder het co-auteurschap van Lunsingh Scheurleer, Van Dissel en Fock is verschenen, is het vooral aan Fock te danken dat dit project tot een goed einde is gebracht. Zij heeft er zelfs niet tegenop gezien om eigenhandig de index samen te stellen die ruim 19000 namen telt en zo een boek op zich is geworden. Voor dit onderscheidende project kreeg Fock in 1990 de zilveren erepenning van de stad Leiden uitgereikt.
Het Nederlandse interieur in beeld
Een andere belangrijk onderzoeksproject uit haar koker is Het Nederlandse interieur in beeld dat, geïnspireerd door de publicatie Authentic Decor. The Domestic Interior 1620-1920 van de Engels kunsthistoricus Peter Thornton, de geschiedenis documenteert van drie eeuwen wonen in Nederland. Samen met dr. Jet Pijzel-Dommisse, dr. Eloy Koldeweij en schrijver dezes, alle drie promovendi van haar, heeft zij onderzoek gedaan naar eigentijdse interieurafbeeldingen en deze op hun waarheidsgehalte getoetst aan bronnenmateriaal als boedelinventarissen, bouwtekeningen, literair werk en egodocumenten als reisverslagen en dagboeken. De resultaten van dit onderzoek zijn in 2001 vastgelegd in de vuistdikke publicatie Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900 die twintig jaar na dato nog steeds geldt als de bijbel van het Nederlandse interieur.
Wandtapijten en edelsmeedkunst
In het kader van dit In Memoriam is het ondoenlijk om op alle verschillende onderzoeksactiviteiten van prof. Fock in te gaan. Want naast haar diepgaande interesse in de geschiedenis van de Nederlandse wooncultuur, heeft zij ook een gerichte belangstelling aan de dag gelegd voor wandtapijten en edelsmeedkunst. Een van haar eerste wetenschappelijke artikelen was ‘Nieuws over de tapijten, bekend als de Nassause Genealogie’ in Oud-Holland uit 1969 dat werd beloond met de Mr. J.W. Frederiksprijs, toentertijd een jaarlijkse onderscheiding voor de beste publicatie op het gebied van de kunstnijverheid. Haar in 1975 verdedigde proefschrift was gewijd aan de Delftse goudsmid Jacques Bylivelt die werkzaam was aan het hof van Francesco de’ Medici in Florence. Hiervoor ontving zij de Karel van Manderprijs.
Hoofd afdeling Kunstnijverheid
Als hoofd van de afdeling Kunstnijverheid heeft prof. Fock in de loop van de jaren een uitgebreide staf opgebouwd die alle facetten van de kunstnijverheid representeerde zoals middeleeuwse kerkelijke kunst, kostuumgeschiedenis en industriële vormgeving. Voor deze laatste discipline werd in 1996 zelfs de bijzondere leerstoel Geschiedenis van de Industriële Vormgeving in relatie tot de Kunstnijverheid in het leven geroepen. Dankzij haar onvermoeibare inzet zijn tal van studenten in de kunstnijverheid afgestudeerd en op dit onderwerp gepromoveerd.
Buiten de universiteit is prof. Fock in vele commissies, besturen en redacties actief geweest met als enig oogmerk het vakgebied van de kunstnijverheid een eigen plaats te geven binnen de kunstgeschiedenis. Dat zij dit doel heeft weten te bereiken, bewijst het feit dat zij in 2003 werd benoemd tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Indrukwekkende nalatenschap
Het was een hard gelag voor haar dat, toen zij in 2007 met emeritaat ging, haar leerstoel niet direct werd opgevuld. Hiermee raakte Leiden een unieke specialisatie kwijt die de universiteit zoveel aanzien in Nederland maar ook daarbuiten heeft bezorgd. Toch heeft Fock nooit in wrok omgezien en was zij blij met het feit dat de bijzondere leerstoel Geschiedenis van de Industriële vormgeving in 2014 kon worden getransformeerd tot de bijzondere leerstoel Kunstnijverheid vóór 1800 die op dit moment wordt bezet door prof.dr. Reinier Baarsen. Samen met universitair docent dr. Alexander Dencher rust op hem de zware taak te waken over de indrukwekkende geestelijke nalatenschap van prof.dr. C. Willemijn Fock en deze nieuw leven in te blazen.
Door Titus M. Eliëns, em. Hoogleraar Industriële Vormgeving in relatie tot de Kunstnijverheid
Bannerfoto: Willemijn Fock ontvangt het erelidmaatschap van de VNK. Foto: Eelkje Colmjon