Rechtsfilosoof Ali Kösedag: rauw Haags, intellectueel Leids
In de reeks Pioniers van de Universiteit Leiden laten we (voormalige) studenten aan het woord die als eerste in hun familie naar de universiteit gingen. In deze vierde aflevering: alumnus en rechtsfilosoof Ali Kösedag (1992): ‘Op de vroege morgen in een college filosoferen over de rechtsgelijkheid in Nederland, terwijl de avond ervoor de mobiele eenheid door je straat denderde.’
Mohammed El Baroudi (1995) is trainee bij de Universiteit Leiden, was zelf eerstegeneratiestudent en tekende verhalen op van pioniers bij de universiteit. Dit is zijn vierde artikel in de reeks.
De ontmoeting vindt plaats voor de ingang van de Oude Sterrewacht in Leiden. Op verzoek van Kösedag, die toelicht dat dit imposante gebouw hem altijd fascineerde: ‘De studiesessies in de oude bibliotheek van de Sterrewacht zijn onvergetelijk.’ Kösedag is afgestudeerd als rechtsfilosoof en werkt als onderzoeker bij de Haagse Ombudsman. Hij is de oudste uit een gezin van vier jongens en is geboren en getogen in de Haagse Schilderswijk.
Onverwacht advies
Kösedag zat op de basisschool ‘t Palet aan de drukke verkeersader van de Schilderswijk, de Vaillantlaan. Hij was de enige in de klas die een vwo-advies kreeg: ‘Een geheel onverwacht advies’, zo licht hij toe. Hij kan zich goed herinneren dat hij verzot was op lezen. Als achtjarig kind ging hij met zijn vader naar de buurtbibliotheek op de kruising van de Hoefkade en de Koningsstraat om een leenpas aan te maken: ‘Ik begon met avontuurlijke boeken, Snelle Jelle, dat soort titels. Op een gegeven moment merkte ik dat ik het ook leuk vond om lastige boeken te lezen, in plaats van te gamen of buiten te spelen.’
Boekenwurm onder de radar
Het ontdekken van nieuwe dingen, het onbekende, dat is waar Kösedags hart harder van ging kloppen. Toch kwam dat niet zonder nadelen: ‘Eenmaal in groep 8 ging ik die kant van mij meer verbergen. Ik had een stuk of acht boeken die ik thuis in het geniep uit wilde lezen. Ik wilde niet worden gezien als bolleboos of nerd en begon het ook wel fijn te vinden om in de klas onder de radar te blijven.’
Zijn ouders noch docenten hadden zijn vwo-advies zien aankomen. Bij het kiezen van een middelbare school, nam Kösedags vader het initiatief om hier sturing aan te geven. ‘Mijn vader was zeker betrokken, maar hoefde zich eigenlijk nooit met mijn schoolleven te bemoeien. Het verbaasde mij dan ook wel dat hij een mening bleek te hebben over mijn keuze voor een middelbare school.’, licht Kösedag toe.
Exit comfortzone
Iedereen in zijn omgeving, nichtjes, neefjes en de kinderen van de buren, ging als vanzelfsprekend naar het lokale Johan de Witt college. Een middelbare school waar Kösedags vader desondanks zijn bedenkingen bij had: ‘Mijn vader wist dat de meesten van hen daar niet goed presteerden en besloot mij, buiten mijn comfortzone, naar een middelbare school in Rijswijk te sturen.’
Al lag de school maar op enkele kilometers van zijn huis, voor Kösedags gevoel lag die mijlenver van zijn belevingswereld: ‘Mijn eerste jaren op het Rijswijks Lyceum waren best moeilijk, een cultuurshock waar ik overheen moest komen. Achteraf kan ik wel zeggen dat ik toen goed aanvoelde hoe uitzonderlijk de Schilderswijk was. Een wijk waarvan de context en de samenstelling zo ver weg staan van welk gemiddelde dan ook elders in Nederland. Zelfs vergeleken met wijken die slechts een korte busrit verderop lagen.’
Hetzelfde schuitje
In de Schilderswijk bestond volgens Kösedag het gevoel dat je allemaal in hetzelfde schuitje zat. De gedeelde, soms rauwe, omstandigheden waar gezinnen in leefden, met of zonder migratieachtergrond, waren een bindende factor. ‘Daarbuiten kreeg je het gevoel dat je uit een comfortabele smeltkroes was gerukt. In Rijswijk hoorde ik na de eerste zomer klasgenoten vertellen over vakanties naar Bali en de Azoren. Bij ons hoorde je hooguit dat kinderen de lokale camping hadden bezocht of dat ze dagenlang in een busje zaten onderweg naar een dorp in Marokko of Turkije.'
Toch had Kösedag niets anders gewild: ‘Het was evengoed een fantastische tijd. Ik heb moeten leren omgaan met de verschillen, maar dat lukte goed. Langzaamaan leerde je hoe uniek jouw perspectief eigenlijk was en dat was een voorbode voor later in het hoger onderwijs.’
Het Kraaiendorp
Kösedags wortels liggen in Eleşkirt, een dorp in het oosten van Turkije, vlakbij de grens met Armenië. Het wordt ook wel ‘Kraaiendorp’ genoemd, verwijzend naar de veelvuldige aanwezigheid van deze mystieke zwarte vogels. Kösedags vader was ongeschoold en kwam uit een schaapherdersgezin. Kösedags moeder kwam daarentegen uit de nabije stad Agri en was wel naar de basisschool geweest. Veelal hebben ze zichzelf moeten lezen en schrijven.
De regio waar Eleşkirt ligt, is volgens Kösedag een stukje ‘vergeten land’: ‘Het is een grauw gebied waar vier maanden per jaar een dik pak sneeuw ligt. Kösedag betekent in het Turks letterlijk ‘kale berg’, vernoemd naar een berg achter het dorp die zo heet.’ Een regio ver van de Turkse metropolen, waar de inwoners in armoede leven en vaak een uitweg zagen in migratie, vertelt Kösedag.
De migratiegeschiedenis van vader Kösedag begon met een migratie van ruim vijftienhonderd kilometer naar Istanbul, om te werken in de bouw. ‘Hij werkte daar samen met zijn vader en broers, totdat hij op een dag een paspoort in zijn handen gedrukt kreeg en hoorde dat hij het vliegtuig naar Nederland kon pakken.’ Eenmaal in Nederland aangekomen ging het snel voor Kösedags vader en was er weinig tijd om te aarden: ‘Hij werd direct bij aankomst rond twee uur ‘s nachts op Schiphol opgehaald en naar een pension gebracht in Den Haag. Om vervolgens om zes uur ‘s ochtends richting de Westlandse kassen te vertrekken voor zijn eerste werkdag.’
'Per slot van rekening voelt het voor mij alsof ik op de schouders van mijn ouders sta. Levend op de golf die hun opoffering heeft gecreëerd.’
Ouders’ schouders
Een geschiedenis die Kösedag als student onbewust met zich meedroeg: ‘Mijn opa bepaalde het lot van mijn vader en zo ook het mijne, besefte ik later. Mijn vader vertrok na elk bezoek aan het dorp met tranen in zijn ogen.’ Het lot van zijn vader was voor hem beslecht, maar Kösedag weet vrijwel zeker dat zijn vader het dorp eigenlijk voor geen goud had willen verlaten: ‘Hij had heimwee en dacht vaak aan terugkeren, maar ik denk dat het beeld van mijn oudste broertje en mij hem hier hield. Hij zag potentie in ons, dat was zijn grootste drijfveer om de terugkeer steeds uit te stellen.’
Met uiteindelijk het spreekwoordelijke afstel tot gevolg, waarbij Kösedag dit afstel alsmaar wilde verzilveren. ‘Ik wilde altijd mijzelf bekostigen, begon als jonge tiener al aan bijbaantjes, om zo min mogelijk op mijn ouders’ portemonnee leven. Per slot van rekening voelt het voor mij alsof ik op de schouders van mijn ouders sta. Levend op de golf die hun opoffering heeft gecreëerd.’
Kösedags ouders waren betrokken, deden er alles aan om zijn studeren te faciliteren, maar lieten hem vrij in zijn keuzes. Uiteindelijk was hij de eerste uit zijn hele familie die naar de universiteit mocht. Toen hij zag dat zijn ouders een traan moesten laten bij zijn diploma-uitreiking, wist hij zeker wat het voor hen betekende: ‘Het was deze context waar die ernstige stem in mijn hoofd uit voortkwam, die altijd zei: neem dit serieus en haal er alles uit.’ Een stem die misschien vooral bij momenten van ontspanning of verzaken om de hoek kwam kijken: ‘Het was wellicht net geen faalangst, maar ik legde mezelf hoge druk op.’
Trots, maar wat nu?
Het einde van zijn middelbare school zorgde ook voor opluchting. Kösedag hoefde zich even niet meer bezig te houden met de druk die hij zichzelf oplegde: ‘Ik kon nadenken over mezelf, wat ik eigenlijk allemaal wilde, wie ik was. Mijn familie was trots, maar wat nu?’, licht Kösedag toe.
Na een half jaar studeren in Rotterdam en een half jaar fulltime werken, belandde Kösedag uiteindelijk bij de rechtenfaculteit in Leiden: ‘De gebouwen, de geschiedenis, het was best imposant. Toch wilde ik deze keer bewust de spanning en het onbekende opzoeken. Om mezelf wakker te schudden.’ Iets wat goed lukte in Leiden, met vakken als encyclopedie en filosofie van het recht: ‘Hier leerde ik kritisch kijken naar concepten als vrijheid en rechtvaardigheid. Ik was alsnog weer een vreemde eend in de bijt, maar het feit dat veel vanzelfsprekendheden werden uitgedaagd, maakte mij scherper dan ooit tevoren.’
Rauw Haags, intellectueel Leids
Kösedag herkent het pionieren op de universiteit bij zichzelf vooral in zijn vorming als student in een onbekende omgeving. Naast dat hij zich sterk verbonden voelde met de Schilderswijk, ontwikkelde hij parallel hieraan een verbinding met zijn Leidse studentenervaring. ‘Het was alsof ik elke dag, tijdens die twaalf minuten in de trein, een heuse transitie doormaakte. Als ik eenmaal in Leiden aankwam en onderweg was naar de collegezalen, voelde ik mij als het ware ‘Leiden’. Nooit nam ik de bus, puur om van een wandeling door de stad te genieten. Ik mocht op de schouders staan van reuzen zoals Thorbecke die er studeerden, één van de grondleggers van de Nederlandse rechtsstaat.’
Leiden kreeg een permanent plekje naast zijn rauwe Haagse achtergrond, ondanks dat een stemmetje in zijn hoofd hier soms kanttekeningen bij plaatste. ‘Praktisch gezien hoor ik hier niet, dacht ik destijds. Geen lid van het corps, ik dronk geen biertjes en ik woonde er niet.’ Toch groeide Kösedag naar eigen zeggen over deze twijfel heen: ‘Het boeide mij op een gegeven moment niet meer. Ik kon er authentiek mezelf zijn en niemand die daarmee zat.’
Gebalanceerd excelleren
De rechtenfaculteit was voor Kösedag meer dan wat studiebanken, misschien zelfs een leerschool van het leven. Hij leerde er zijn vrouw kennen, mocht en kreeg de ruimte om te excelleren. Hij volgde het Leiden Leadership Programme in de Oude Sterrewacht en zijn fascinatie voor het betwisten van het onbetwiste deed hem belanden bij een specialisatie in de rechtsfilosofie. ‘Op een gegeven moment kreeg ik zelfs de neiging om overal advocaat van de duivel te spelen. Dat heb ik nu wel leren balanceren.’, licht hij met gevoel voor zelfspot toe.
‘Op de vroege morgen in een college filosoferen over de rechtsgelijkheid in Nederland, terwijl de avond ervoor de mobiele eenheid nog door je straat denderde.'
Unique selling point
Kösedags zoektocht was er een naar balans, identiteit en een thuisgevoel, als het niet nog meer was. ‘We plakken te veel stickers op onszelf. Je loopt een faculteit binnen met angst voor het onbekende. Terwijl je door jouw achtergrond in een dergelijke omgeving juist uniek bent. Je neemt een realistisch en ondervertegenwoordigd perspectief mee, ken de waarde daarvan.’
Pionieren was voor Kösedags dan ook vooral het overwinnen van angst en het vinden van de aantrekkingskracht van het onbekende: ‘Ik had vaak het idee dat ik niet echt wist waar ik mee bezig was, maar ik volgde mijn gevoel.’ En zijn doorzettingsvermogen, waarvan hij de echte kracht in zijn studententijd ontdekte: ‘Op de vroege morgen in een college filosoferen over de rechtsgelijkheid in Nederland, terwijl de avond ervoor de mobiele eenheid nog door je straat denderde. Dat is redelijk absurd, maar je kijkt nergens meer van op. Die bagage die je meedraagt, dat is jouw unique selling point.’
Tekst: Mohammed El Baroudi
Beeld: Melissa Schriek