Hoe data en digitalisering de overheid veranderen: prik door de hype heen
Digitale technologieën zoals AI (kunstmatige intelligentie) lijken aantrekkelijk om in een steeds complexer lijkende samenleving als overheid zoveel mogelijk voor elkaar te krijgen. Betere dienstverlening, minder fraude, responsiever beleid, effectievere en efficiëntere bedrijfsvoering. Wie wil dat nou niet? Maar er is een keerzijde. Dat wordt besproken in de oratie (17 september, 16.00 uur) van hoogleraar Digitalization and Pubic Policy, Bram Klievink: Hollen én stilstaan: hoe data en digitalisering de overheid veranderen.
Door de hype heen prikken. Een realistische kijk geven op digitalisering in de context van het openbaar bestuur. Dat is wat Klievink in zijn oratie wil doen. ‘Aan de ene kant is er veel optimisme over de kansen, uitgaande van de mogelijkheden van de techniek en de gedachte dat de genoemde uitdagingen technisch wel op te lossen zijn. Aan de andere kant wordt digitale technologie haast als dé bron gezien van het verlies van menselijke maat en publieke waarden in het algemeen. Daar is een roep om normatieve en ethische eisen, kaders, en richtlijnen.’
‘Samenwerking tussen expertises kunnen ons verder helpen in dit domein. Dat is eigenlijk wat ik mijn hele verblijf in de wetenschap al leuk vind; die combinatie tussen enerzijds begrip van IT en begrip van de beleidscontext en publieke organisaties. Dat is wat ik ook zo ontzettend leuk vind aan deze plek, een plek in een team dat veel samenwerkt, zowel in onderzoeksprojecten als in onderwijs.'
Nuance is nodig
Volgens Klievink is nuance nodig in het gesprek over het gebruik van AI en andere digitale technologie in de publieke sector. ‘We weten dat in de praktijk allerlei vlugge afwegingen worden gemaakt, dat de gebruikers van AI-gebaseerde inzichten niet goed weten hoe het inzicht waar ze mee moeten werken tot stand is gekomen. Dat big-data-analisten onder tijdsdruk staan om sneller iets te leveren dan methodologisch verantwoord is. Wat mij betreft betekent realisme zicht op de technieken, maar ook op de context waarin ze worden gebruikt.’
Klievink wil integraal kijken naar de data en digitaliseringsdimensie die altijd en overal in beleid en beleidsimplementatie aanwezig is. ‘Aan het empirisch onderzoek en de theorieontwikkeling rondom beleidsimplementatie wil ik bijdragen door in data en digitalisering een eigen, aparte stroom te zien. Een die een constante factor is, continue loopt en die zowel een bron is van hollen als van stilstaan.’
Grote blinde vlek
Zijn leeropdracht is bestuurskunde, specifiek op het vlak van digitalisering en beleid. ‘In de invulling daarvan, wil ik kijken naar hoe beleid en uitvoering op verschillende lagen, omgaan met de spanning tussen aan de ene kant het lonkende perspectief van het hollen, soms gedreven door een haast mythisch beeld van wat AI vermag, en vaak gedreven vanuit de behoefte om data en systemen beter ten nutte te maken. En aan de andere kant het stilstaan. Het realisme dat uitgaat van ongekende aantallen systemen en toepassingen, uitgaat van data die verzameld en gestructureerd zijn op een wijze dat ze zich soms nauwelijks lenen daarvoor.’ De rol van data en digitalisering is volgens Klievink de grote blinde vlek als het gaat om de theorieontwikkeling op het vlak van beleidsimplementatie verder te brengen.
Samenwerking hierin is het keywoord volgens de hoogleraar. ‘Samenwerking tussen expertises kunnen ons verder helpen in dit domein. Dat is eigenlijk wat ik mijn hele verblijf in de wetenschap al leuk vind; die combinatie tussen enerzijds begrip van IT en begrip van de beleidscontext en publieke organisaties. Dat is wat ik ook zo ontzettend leuk vind aan deze plek, een plek in een team dat veel samenwerkt, zowel in onderzoeksprojecten als in onderwijs. Ook van andere projecten is mijn ervaring dat je deze vraagstukken pas echt recht doet als je onderzoekers vanuit verschillende disciplines bij elkaar zet, ook fysiek in één kamer, pre-corona dan, en die werken aan dezelfde vraagstukken, aan dezelfde cases, maar vanuit hun eigen perspectief.’