'EU-integratie biedt kans om samen onze nationale grondwettelijke waarden te beschermen'
De eurocrisis van 2010 leerde ons dat het in de eurozone ontbrak aan economische harmonie en dat er fiscale integratie nodig is voor een stabiele euro. Kan deze integratie bestaan zonder te botsen met de nationale belangen van de lidstaten? Promovendus Frederik Behre deed onderzoek en verdedigt zijn proefschrift op 21 oktober 2021.
De Griekse staatsschuldencrisis leidde tot veel onrust op de Europese financiële markten. Ook andere landen dreigden vervolgens failliet te gaan. ‘De euro bleek niet bestand tegen zulke macro-economische schokken en er waren hervormingen nodig om de structurele tekortkomingen aan te pakken’, zegt promovendus Frederik Behre. ‘De meeste wetenschappers en politici zijn het erover eens dat een of andere vorm van fiscale integratie in de EU nodig is om de euro te stabiliseren. Dit omvat bijvoorbeeld een eurozonebegroting, een eurozoneministerie van Financiën en meer EU-controle op de nationale begrotingen.’
Deze ideeën zijn echter controversieel. De nationale begroting wordt beschouwd als het ‘kroonjuweel’ van de nationale parlementen en in feite zijn beslissingen over de besteding van de beschikbare middelen of de invoering van een nieuwe belasting belangrijke politieke kwesties die deel uitmaken van het democratische proces in de lidstaten. ‘Dit plaatst ons voor een dilemma’, zegt Behre. ‘Aan de ene kant lijkt de fiscale integratie van de EU nodig om de euro te stabiliseren en een nieuwe eurocrisis te voorkomen. Maar de vereiste stappen voor fiscale integratie in de EU lijken onmogelijk te realiseren. Dit ogenschijnlijke dilemma is het uitgangspunt van mijn onderzoek: ik evalueer of het inderdaad juridisch onmogelijk is om fiscale integratie in de EU door te voeren of dat er constitutionele ruimte kan worden geïdentificeerd – en zelfs gecreëerd – om stappen in de fiscale integratie van de EU te accommoderen om de euro veerkrachtiger en crisisbestendiger te maken.’
Flexibele en rigide systemen
In het onderzoek vergelijkt Behre nationale grondwettelijke benaderingen van EU-voorstellen voor fiscale integratie. Omdat het nauwelijks mogelijk bleek om de systemen van alle 27 lidstaten te bestuderen, maakte de onderzoeker een onderscheid in twee categorieën: flexibele systemen (zoals Finland, waar goedkeuring van fiscale integratie in de EU vooral een politieke kwestie is) en rigide systemen (zoals Duitsland, waar het Bundesverfassungsgerecht hoge juridische hindernissen opwierp voor Europese integratie waarmee de kwestie meer juridisch werd).
Uit het onderzoek blijkt dat de beperkingen van de grondwettelijke identiteit de meest directe en strengste materiële hindernis zijn voor voorstellen voor fiscale integratie van de EU. ‘Vervolgens heb ik door vergelijkende onderzoek ook kunnen bepalen of nationale rechtsstelsels bijvoorbeeld van elkaar kunnen leren. Dus of een beste praktijk of een bijzonder constructieve interpretatie van democratie in de ene lidstaat in een andere lidstaat zou kunnen worden geïmplementeerd om extra constitutionele ruimte te creëren voor de fiscale integratie van de EU.’
Ruimte voor fiscale integratie
Ja, er is zeker ruimte voor fiscale integratie in de EU, concludeert Behre in zijn proefschrift. Maar daar moet dan wel een geel goed ontwerp aan ten grondslag liggen. Zo moet bij de EU-besluiten over fiscaal beleid altijd een balans worden gevonden met de belangen van het nationale parlement. Behre stelt daarom voor op EU-niveau een vertegenwoordiging van de nationale parlementen in te stellen die specifiek is belast met fiscale beleidskwesties. Daarmee zou de EU laten zien de belangen van de nationale parlementen te respecteren.
Daar staat tegenover dat de ‘rigide’ lidstaten ook hun opvatting over EU-integratie zouden moeten veranderen. Uit de vergelijkende studie blijkt dat bij staten met een flexibel systeem, en die toegankelijker staan ten opzichte van EU-integratie, dat het EU-lidmaatschap de eigen soevereiniteit eerder vergroot dan verkleint. Zo zal bij het sluiten van een handelsakkoord de uitkomst gunstiger zijn voor Finland wanneer het als een blok van 27 lidstaten onderhandelt dan wanneer het alleen onderhandelt.
Dat toont aan, zegt Behre, dat internationale samenwerking (zoals de EU) niet alleen de nationale belangen beschermt, maar in feite ook de eigen soevereiniteit en democratie. ‘Door bevoegdheden op supranationaal niveau te bundelen, kunnen de EU-lidstaten inspraak houden in mondiale aangelegenheden. Dit laat zien dat EU-integratie een kans is om onze nationale constitutionele waarden gezamenlijk te beschermen – en dat EU-integratie en nationaal constitutioneel recht geen tegenstrevers zijn, maar elkaar kunnen en moeten versterken in een geglobaliseerde wereld.’