De ‘D66-mentaliteit’: Simon Otjes over 55 jaar D66 in de Nederlandse politiek
Het is alweer enige tijd geleden dat Hans van Mierlo de journalistiek verliet met de ambitie om met zijn partij D66 het Haagse binnenhof op te schudden en de Nederlandse bestel grondig te hervormen. We kunnen het ons nu nog maar moeilijk voorstellen, maar destijds was het Nederlandse partijenlandschap zeer overzichtelijk en stabiel. Hoe heeft D66 het geschopt van nieuwkomer tot een van de hoofdrolspelers in de huidige kabinetsformatie? We vragen het aan politicoloog Simon Otjes (Universiteit Leiden), een van de twee eindredacteurs van de onlangs verschenen bundel Tussen bestormen en besturen: 55 jaar D66 in de Nederlandse politiek.
Waarom heb je een bundel over D66 uitgebracht?
Ik werk zowel bij het Instituut Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden als bij het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP). Het DNPP brengt ongeveer om het jaar een bundel uit over een politieke partij. Voor dit jaar stond D66 op de rol. Het 55-jarig bestaan van deze partij was een mooie reden. Wat we natuurlijk nog niet wisten, is dat D66 in de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 24 zetels zou winnen en in de daaropvolgende formatie zo’n belangrijke rol zou gaan spelen.
Goede timing?
Ergens niet, haha, want heel wat hoofdstukken moesten na de verkiezingen nog aangepast worden om het grote succes van de partij mee te pakken. Maar de bundel mag zich in een grote belangstelling verheugen. Wellicht draagt het recente electorale succes van D66 daaraan bij.
Van bestormen naar besturen, vanwaar die titel?
De auteurs van de bundel observeren dat D66 een ontwikkeling heeft doorgemaakt van bestormen naar besturen. D66 is ooit opgericht om het systeem te veranderen; nu is het een van de partijen die het systeem als het ware mede draagt. De ambitie in 1966 was de kiezer echt een stem te geven in wie er ging regeren; de spelregels moesten op de schop. Vandaag de dag speelt D66 het spel volgens min of meer dezelfde Haagse spelregels.
Hoe is het zover gekomen?
Natuurlijk ging de ontwikkeling van bestormen naar besturen niet zonder slag of stoot. In de geschiedenis van D66 zien we een aantal kantelpunten. Zo hief de partij zichzelf in 1974 bijna op, om zich daarna weer te herpakken onder leiderschap van Jan Terlouw. Hij koos wel voor een heel andere koers dan zijn voorganger, D66 founding father Hans van Mierlo. Niet langer was D66 een partij van democratische vernieuwing. Terlouw en co. zagen zichzelf als een vierde stroming in de politiek, los van de sociaal-democratie, de christen-democratie en het conservatieve liberalisme van de VVD. Zij omschreven dat zelf als ‘progressief’, ‘niet-socialistisch links’ of ‘anders links’. Het zou tot 1998 duren dat D66 de term ‘sociaal-liberaal’ zou omarmen.
Het tweede kantelpunt was in 2006. De partij bevond zich wederom aan de rand van de afgrond. Onhandig politiek optreden in het kabinet-Balkenende II en interne conflicten zorgden ervoor dat de partij op een gegeven moment op nul zetels stond in de peilingen. Alexander Pechtold was toen partijleider. Uiteindelijk hield hij bij de verkiezingen drie kamerzetels. Dat vormde een soort Stunde Null, een moment om de partij helemaal opnieuw uit te vinden en op te bouwen. Pechtold koos een nieuw verhaal dat was gericht op economische hervormingen en culturele vooruitstrevendheid in plaats van democratische vernieuwing. Hij bouwde ook aan een organisatie waarin politieke professionals een sterkere positie hadden dan voorheen. D66 kreeg in Den Haag een reputatie als de partij die het spinnen, het framen, het politieke handwerk goed onder de knie had. Het is die partij waar Sigrid Kaag in 2020 jaar leider van werd.
Wat is kenmerkend voor D66?
Als redacteur zijn natuurlijk alle hoofdstukken in onze bundel mij even lief, maar ik heb bijzonder genoten van de hoofdstuk van DNPP-collega’s Laurien Hansma en Paul Lucardie over het gedachtegoed van D66. Zij laten heel mooi zien dat D66 bij iedere verkiezing wel een aantal thema’s heeft die zij als ‘typisch D66’ bestempelt, maar dat die thema’s door de jaren heen wél veranderen. In de beginjaren was er, zoals ik net ook vertelde, de democratiseringsagenda. Onder Terlouw waren juist thema’s als het energievraagstuk, emancipatie maar ook woningbouw ‘typisch D66’. In de jaren ’90 van de vorige eeuw waren dat onderwerpen als euthanasie, het homohuwelijk en het referendum. Onder Pechtold zijn het onderwijs, milieu, innovatie en integratie. En bij de laatste verkiezingen waren dat thema’s als klimaat, digitalisering en hervorming van het toeslagenstelsel. D66 is dus niet vast te pinnen op een paar thema’s of een bepaalde ideologische positie. Ik zou eerder zeggen dat de rode draad in de geschiedenis van D66 een mentaliteit is: een ondogmatische manier van politiek bedrijven. En misschien zorgt dat er juist ook wel voor dat D66 zo beweeglijk is.
Hoe heeft D66 het gedaan in Europa?
Toevallig gaat mijn eigen hoofdstuk over D66 en Europa. Ook hier zie je dezelfde ontwikkeling: van bestormen naar besturen. D66 voelde zich niet thuis bij de drie bestaande groepen Europarlementariërs. D66 achtte zich te vrijzinnig voor de christen-democraten (waar hun CDA-collega’s deel van uitmaakten), te pro-Europees voor de socialisten (van onder meer de PvdA) en te groen voor de liberalen (met de VVD in de gelederen). De eerste D66-afgevaardigden in Brussel en Straatsburg bleven dus onafhankelijk.
Het ideaal was eigen progressieve groep in het Europees Parlement. Bijna 15 jaar lang bleef D66 hierin geloven en hieraan trekken. Maar de potentiële partnerpartijen haalden ofwel geen zetel, ofwel sloten zich aan bij de liberale groep. In 1989 trad D66 zelf dan ook maar toe tot dezelfde als de VVD, met lange tanden. Uiteindelijk, bij gebrek aan succesvolle of betrouwbare geestverwanten, bleef D66 deel uitmaken van de liberale fractie. Die werd geleidelijk meer sociaal-liberaal; D66 zelf omarmde haar liberale identiteit inmiddels. Bovendien had D66 een een sterke positie opgebouwd binnen het Europese liberale kamp; die wilde men niet opgeven.
Hoe verliep de samenwerking tussen ‘politicus’ Brummer en politicoloog Otjes?
Als directeur van de Van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66, heeft Coen Brummer, mijn mede-redacteur, natuurlijk een politiek profiel. Maar ‘partijdigheid’ heb ik niet ervaren tijdens onze samenwerking. Er waren heldere afspraken gemaakt over wetenschappelijke onafhankelijkheid. En als ik kijk naar de verschillende hoofdstukken dan zijn die flink kritisch over D66 waar dat gerechtvaardigd is. Coens eigen hoofdstuk, over de sociaal-liberale voorlopers van de partij, bewaart ook iets meer afstand tot het D66 van nu. Dat is overigens ook het onderwerp waarmee hij zelf wetenschappelijk bezig is. Zijn proefschrift zal gaan over de negentiende-eeuwse politicus Samuel van Houten.
Tussen bestormen en besturen: 55 jaar D66 in de Nederlandse politiek bevat bijdragen van (naast de hierboven genoemde auteurs): Ewout Klei, Hubert Smeets, Gerrit Voerman, Joop van Holsteijn, Josje den Ridder, Galen Irwin, Ron de Jong en Henk van der Kolk. De bundel wordt uitgegeven door Boom.