Gedragsbioloog Carel ten Cate gaat nu echt met emeritaat. Toch?
Van duiven tot zebravinken. Carel ten Cate bestudeerde vogelgeluiden. En dat niet alleen. Samen met Leidse linguïsten onderzocht hij de parallel tussen vogelzang en taal. Op 9 juni was het afscheidssymposium, als afsluiting van zijn brede carrière. Nou ja, afsluiting? Carel ten Cate is nog niet klaar.
Vogelgeluiden stonden bij jou centraal. Waar begon het mee?
‘In 1992 kwam ik vanuit Groningen naar Leiden. De Leidse biologie stond qua diergedrag toen vooral bekend om stekelbaarsonderzoek uit het verleden. Ik nam vogels mee, en concentreerde me al snel op de betekenis en ontwikkeling van vogelgeluiden. Die ontwikkeling is interessant, omdat sommige groepen vogels vanaf hun geboorte een vaste set geluiden kennen, zoals duiven. Terwijl zangvogels hun liedjes juist moeten leren.’
Wat zorgt ervoor dat deze vogels kunnen leren?
‘Dat is één van de dingen die wij ook wilden weten. Sociale interacties blijken belangrijk te zijn, en dat onderzochten we bij zebravinken. Het onderzoek naar vogelgeluiden evolueerde langzaam naar onderzoek in gelijkenissen tussen vogelzang en taal. Er zijn diverse parallellen tussen beide, zoals dat vermogen voor vocaal leren. Daarbij werkten we samen met Leidse linguïsten.’
Op welke manier droegen de linguïsten bij?
‘Samen onderzochten we het leren van taalregels. Als je woorden niet in een juiste volgorde zet, zijn zinnen niet te begrijpen. Bij vogels is de zang eenvoudiger gestructureerd, maar we onderzochten of ook zebravinken en parkieten ook abstracte taalregels kunnen leren. Dat gebeurt door ze, net als in onderzoek met baby’s, voorbeeldgeluiden te laten horen die allemaal volgens een bepaalde regel zijn opgebouwd. Parkieten kunnen daaruit goed de regel afleiden, maar zebravinken hebben daar moeite mee. Ze letten meer op klanken dan op regels. Dat onderzoek heeft ook zijn weerslag gehad op het werk gehad van de taalkundigen: ook baby’s blijken niet altijd op taalregels te letten, maar soms juist op klankovereenkomsten in de voorbeeldgeluiden.’
Betekent je emeritaat dat het laatste hoofdstuk van de onderzoekslijn geschreven is?
‘Michelle Spierings zet onder andere mijn onderzoek voort. Zij promoveerde bij mij en heeft nu een Veni-project. Michelle gaat verder met iets waarvan we ook dachten dat het de mens uniek maakt: het maken en waarderen van muziek. Ze kijkt bijvoorbeeld of dieren ritmegevoel hebben en of dat samenhangt met het hebben van een vocaal leervermogen.’
Wat maakt onderzoek voor jou zo leuk?
‘Door af en toe de onderzoeksfocus te verleggen en veel samenwerkingsverbanden aan te gaan, blijft het werk plezierig en afwisselend. En toevalstreffers maken het leuk. Dat was het geval met de Australische muskuseend die geluiden zoals een dichtklappende deur en een scheldende verzorger imiteerde.’
Wat heb je naast onderzoek nog gedaan?
‘Als je hoogleraar mag zijn, vind ik dat andere taken er ook bij horen. Dus zowel de functie van opleidingsdirecteur als wetenschapsdirecteur heb ik vier jaar bekleed. Daarnaast heb ik me ook beziggehouden met het opzetten van de onderwijsminor Human Evolution en verschillende commissies, zoals de ethische commissie van de Science Faculteit, of de IBL-monitoringscommissie voor promovendi.’
Heb je nog een laatste tip voor mensen aan het begin van hun carrière?
‘Probeer je blik breed te houden. Niet te veel in hokjes denken en ook open staan voor zaken waar je in eerste instantie geen affiniteit mee hebt, of die niet relevant lijken. Achteraf blijkt het misschien toch belangrijk of leuk, en daar kan je echt veel uithalen.’