Alexander Dencher: ‘Ik wil nieuw élan geven aan de bestudering van kunstnijverheid’
Een succesvolle reeks lezingen over interieur, een symposium over hemelbedden en een nieuwe reeks studiemiddagen in het vooruitzicht: universitair docent Alexander Dencher weet een groeiend publiek aan zich te binden. Hoe doet hij dat? En wat maakt juist de geschiedenis van interieur zo leuk?
‘Ik ben altijd gefascineerd geweest door oude huizen en interieurs: in het echt, maar ook in films en boeken’, vertelt Dencher. ‘Met name het idee van een interieur als ensemble interesseert me. Wanneer men oude gebouwen in ere wil herstellen, is het altijd de vraag of het alleen om de buitenkant gaat of ook om de objecten die binnen staan. Die kwestie wordt extra complex omdat een interieur geen vaststaand geheel is, maar een verzameling van objecten. Je hebt er dus specifieke kennis van nodig.’
Die kennis vond Dencher in Leiden, waar hij studeerde wat toen nog Kunstgeschiedenis en archeologie heette. ‘We hebben in Leiden een heel lange traditie van de bestudering van kunstnijverheid’, zegt hij. ‘Vrijwel alle grote musea en veilinghuizen die een afdeling hebben met kunstnijverheid, hebben mensen in hun staf die in Leiden hebben gestudeerd.’ Ook Dencher vond zijn weg naar een culturele instelling. Na een bijbaan bij Sotheby’s en een stage en baan bij het Parijse Louvre, werkt hij nu als assistent-conservator meubelen van het Rijksmuseum.
Wisselwerking tussen universiteit en museum
‘Er is een mooie wisselwerking tussen de universiteit en het museum’, stelt hij. Zo kan hij de kennis die hij aan de universiteit opdoet gebruiken in zijn museumwerk, terwijl hij de publieksgerichtheid van het museum aan de universiteit inzet, bijvoorbeeld in de lezingenreeks Interiors for Display. ‘Ik heb die lezingen met royale steun van mijn instituut, het Centre for the Arts in Society (LUCAS), kunnen organiseren. Dat is heel vruchtbaar geweest: we hebben elke keer tussen de driehonderd en zeshonderd mensen gehad die online kwamen luisteren. Misschien was dat ook wel een van de onvoorziene pluspunten van COVID, dat ik daardoor heel veel mensen heb weten te bereiken die normaal niet zouden komen. Tegelijkertijd toont dit voor mij aan dat het grote publiek niet bang is voor specialistische kennis. Natuurlijk is het een retorische opgave om iets complex eenvoudig uit te leggen, maar iedereen heeft een interieur, hè? Als jij het met toewijding en passie over iets hebt en een handige invalshoek kiest, spreekt dat mensen altijd aan.’
Dencher denkt dan ook al voorzichtig aan een vervolg op zijn populaire lezingenreeks. ‘We hopen komend collegejaar samen met het Rijksmuseum studiemiddagen te organiseren in Leiden, waarop we specifieke thema’s gaan uitlichten zoals textiel of keramiek. Dat werken met fysieke objecten is heel eigen aan kunstgeschiedenis. Als je met een student of een groep studenten voor een object staat, dan gaan ze heel andere vragen stellen dan in een collegezaal. Ik vind het heel inspirerend om mensen heel nauwkeurig te leren kijken en beschrijven wat ze zien.’
Verhaal om te delen
Wat Dencher uiteindelijk hoopt te bereiken met zijn activiteiten? ‘Ik wil nieuw élan geven aan de bestudering van kunstnijverheid in Leiden. Toen ik hier studeerde, waren er vier of vijf mensen die daar bijna fulltime aan werkten. Nu ben ik over met nog één bijzonder hoogleraar. Natuurlijk vecht iedereen voor zijn eigen interesses, maar ik heb sterk het gevoel dat ik een verhaal heb om te delen.’