Een kwestie van familie
Binnen een gezin beleven broers en zussen met dezelfde ouders hun opvoeding verschillend. Naast de impact van eigen negatieve opvoedervaringen spelen niettemin opvoedervaringen van broers en zussen een belangrijke rol bij angst- en depressieklachten. Deze conclusies trekt Marie-Louise Kullberg in haar proefschrift ‘Family Matters’. Promotie op 21 september.
Waarom worstelt de één binnen een gezin met psychische klachten en diens broers of zussen niet, ondanks dat ze opgroeien in dezelfde omgeving? Dat is een van de onderzoeksvragen van Marie-Louise Kullberg (Klinische psychologie). ‘Het antwoord op dit soort vragen is cruciaal om de verschillen in ontwikkeling beter te begrijpen en onze preventie- en behandelinterventies nog beter af te stemmen op ieder gezin of ieder individu.'
Het onderzoek
Studies waarin meerdere familieleden worden meegenomen zijn zeldzaam omdat dit zowel praktisch als statistisch gezien uitdagend is. 'In een van onze studies hebben we een grote groep volwassenen met een depressie en/of angststoornis en hun broers en zussen met én zonder angst of depressie (N=636, 18-78 jaar) onderzocht. Deze onderzoekspopulatie biedt de unieke kans om vragen te beantwoorden over overeenkomsten en verschillen tussen broers en zussen in opvoedervaringen en psychische klachten door middel van vragenlijsten.
Opvoeding is geen eenrichtingsverkeer
Ouders hebben niet alleen invloed op hun kinderen, maar er is sprake van tweerichtingsverkeer: Het gedrag van het kind kan ook het gedrag van de ouder beïnvloeden. Daarom hebben we onderzocht hoe psychische klachten van ouders én van kinderen invloed hebben op de interacties binnen het gezin en dat gemeten met een ouder-kind interactietaak in het lab. Dit deden we in een studie naar 137 Nederlandse families met 94 vaders, 125 moeders en 224 van hun kinderen, van allemaal verschillende leeftijden; 7.5-65.5 jaar. In alle gezinnen speelden in meer of mindere mate emotionele mishandeling of verwaarlozing.
Personen met internaliserende problemen - denk aan angst- en depressieklachten - gedurende de afgelopen zes maanden bleken minder negatief te zijn naar hun vader. Externaliserende klachten - denk aan gedrags- en agressieproblemen - bleken met name een negatieve invloed te hebben op de interacties tussen vader en kind; zowel vaders als kinderen met externaliserende problemen bleken meer negativiteit te uiten naar elkaar. Personen met externaliserende klachten ontvangen doorgaans ook minder warmte van hun moeder. Er werden geen verbanden gevonden tussen internaliserende klachten van vaders en moeders en de ouder-kind interacties, evenmin voor externaliserende klachten van moeders.
Gezinnen in de coronapandemie
Ook bestudeerden we opvoedervaringen en de stemming van 34 Nederlandse adolescenten en 67 van hun ouders in een tweeweekse dagboekstudie tijdens de eerste lockdown van de coronapandemie. Over het algemeen vonden we dat de negatieve stemming van ouders was toegenomen in vergelijking tot de periode voorafgaand aan de pandemie. Dit gold niet voor de stemming van de adolescent, noch voor de mate van warmte en kritiek van de ouder. Opvallend was dat deze uitkomsten sterk verschilden van gezin tot gezin, wat betekent dat interventie en preventie op maat per gezin essentieel is.
De toepassing
In de huidige behandelrichtlijnen van veelvoorkomende psychische problemen bij volwassenen zijn de meeste therapieën gericht op het individu en klachtgericht. ‘Bevindingen in dit proefschrift laten zien dat het tijd is om uit te zoomen van het individuele naar het systemisch niveau in zowel onderzoek als klinische praktijk’, bepleit Kullberg. Als er bijvoorbeeld iemand in de spreekkamer komt met depressieve klachten en negatieve opvoedervaringen in het gezin van herkomst, kan het inzetten van een aanvullende systemische benadering gericht op vroegere én huidige gezinsrelaties raadzaam zijn.