Pieter's Corner: Wokisme
Minister van Justitie Dilan Yeşilgöz-Zegerius waarschuwde onlangs voor ‘wokisten’ die ‘safe spaces eisen op universiteiten’. Tijdens de jaarlijkse HJ Schoo-lezing zei ze dat wokisten elke vorm van confronteerde kennis uitsluiten waardoor de vrijheid van meningsuiting ondergeschikt wordt aan emoties. Dit zou een enorme druk leggen op academische vrijheid. Hoe kijken onze sociale wetenschappers hier tegenaan? Voelen zij zich bedreigd in hun academische vrijheid en komt dit daadwerkelijk door de woke cultuur?
Bedreigt de woke-cultuur de academische vrijheid?
- Judi Mesman, Pedagogische Wetenschappen
Wat een vervelende vraag; insinuerend, verdacht-makend, angst-zaaiend. Laten we eerlijk zijn: een wetenschapper met ambitie heeft vooral veel te winnen bij conformiteit en behoudzucht, niet bij het kritisch bevragen van de macht der gewoonte in de academische wereld. Zoals Doris Lessing schreef (vrij vertaald): 'Wat je wordt bijgebracht is een weerspiegeling van vooroordelen en keuzes in deze culturele context. (...) Je bent onderwezen door mensen die zich door aanpassing hebben kunnen handhaven in het bestaande systeem dat zichzelf zo in stand houdt.' Knappe nieuwkomer met een woke agenda die ingesleten normen en gewoonten met behoud van salaris en academische toekomst ter discussie wil stellen. Terwijl wetenschap juist gebaat is bij het bevragen van het vanzelfsprekende. Vrij naar Paulo Freire: 'Verandering komt van mensen die niet bang zijn om te confronteren, om te luisteren en om de wereld onverhuld te zien.' Een oproep dus om behoudzucht in te ruilen voor een herontdekking van gezonde twijfel en nieuwsgierigheid als basis voor werkelijk vernieuwende wetenschap. Zoals Bas Heijne schreef: 'het woke-spook kan worden ingezet tegen alles waar je te lui voor bent om over na te denken'.
Wakker worden: wokisme is niet het grote gevaar
- Tom Legierse, Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie
Dat minister Dilan Yeşilgöz-Zegerius de aanval opent op 'wokisten' als gevaar voor de rechtstaat vanwege hun zogenaamde dwingende afkeer tegen 'confronterende kennis' is op zijn zachtst gezegd ironisch. De termen 'woke' en ‘wokisten’ worden in publiek discours vooral gebruikt om de kritische participatie van jongeren, personen van kleur, vrouwen, genderqueer en andere minderheden te ontmoedigen en af te doen als ‘snel gekwetste roeptoeters’. Niet wokisme maar intolerantie voor andere ideeën en groepen mensen is het grote gevaar voor de rechtsstaat - én de academische vrijheid.
Met antropologiestudenten gaan we vaak de diepte in over sensitieve onderwerpen. Wie iets verder kijkt dan alleen de passie die studenten in deze discussies meenemen, ziet nog iets heel waardevols; Het is geen aversie tegen confronterende kennis, maar een confrontatie mét kennis. Studenten bevragen de lijntjes waarbinnen de maatschappij ze leert te kleuren. Zonder die confrontatie komt de wetenschap en ook de rechtstaat niet verder.
Vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar laten we voorkomen dat we onder die noemer een oogje toeknijpen voor intolerante en discriminerende opvattingen. Het misplaatst wegzetten van kritische burgers als bedreigers van die vrijheid werkt precies het soort onverdraagbaarheid in de hand die Yeşilgöz-Zegerius meent te voorkomen. Maatschappelijke problemen worden hierdoor onbespreekbaar gemaakt.
Veel mensen ervaren de hevigheid in discussies over 'gevoelige onderwerpen' als ongemakkelijk en onwenselijk. 'Je mag ook nooit meer wat zeggen' is in die context een net iets te vaak gebruikte dooddoener. Ongemak en emoties horen immers bij het bespreekbaar maken van problematiek in de samenleving. Juist dat zal Yeşilgöz-Zegerius aan deze 'wokisten' moeten omarmen; ze dagen ons uit om niet vanuit gewoonte en gebruik, maar actief en kritisch in de rechtsstaat deel te nemen. Dat moeten we niet ontmoedigen, maar vooral blijven aanwakkeren.
Niet alle diversiteit weegt even zwaar
- Hans Oversloot, Politieke Wetenschap
De Schoo-lezing van Minister van Justitie en Veiligheid Mw. Dilan Yeşilgöz-Zegerius ging over haar zorgen om de democratische rechtsstaat (maar ging voorbij aan de spanning tussen democratie en rechtstaat) en de dreiging die uitgaat van de welig tierende drugscriminaliteit. Haar afkeer van het 'wokisme' heeft in de massamedia echter de meeste aandacht gekregen. Yeşilgöz-Zegerius merkt op dat de strijd voor 'inclusie' van minderheden niet zelden tot veler uitsluiting leidt. Onderwerpen, standpunten en meningen worden taboe verklaard omdat ze zouden kwetsen. 'Krijg ballen', zegt Yeşilgös, 'en durf die wokisten te weerstaan!' Sommigen zwijgen om ruzie te vermijden, sommigen zwijgen om hun baan te behouden. 'Speelt zulks ook op de universiteit?,' vraag ik dan door. 'Ook in Leiden misschien?'
Ik heb Hendrik Jan Schoo (1945-2007), de naamgever van de Schoo-lezing, één keer ontmoet, toen hij in Nieuwspoort in Den Haag een praatje hield voor politicologen en ik daar de forumdiscussie leidde. Cees van der Eijk, tot 2004 hoogleraar in de politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en daarna werkzaam in Nottingham, sprak me na afloop aan, complimenteerde me, en vroeg me waarom ik in Leiden werkte en niet bijvoorbeeld in… Amsterdam. 'Ja, Cees,' zei ik, 'toen ik jonger was kon ik niet bij jullie terecht omdat ik niet links genoeg was, en later kon ik niet bij jullie terecht want geen vrouw genoeg.' 'Ja, nee', zei Cees, 'dat is nu allemaal anders, dat is niet meer, die voorkeuren die losstaan van vakbekwaamheid.' 'Dat is goed om te horen', antwoordde ik, 'dat lijkt me vooruitgang.' Inmiddels was ik aan toen nog de 'Vakgroep' Politieke Wetenschappen in Leiden gehecht geraakt. In 'mijn jaar', in de (kop-)studie politicologie zat van alles; politiek zo divers als je je maar kunt voorstellen: een domineeszoon linkser dan Mao (is later hoge ambtenaar geworden), een lid van de Arjos (de jongerenorganisatie van de ARP), een jonge SGP-activist (als je je daar wat bij kunt voorstellen), een paar meisjes (niet veel), Gijs de Vries (die toen al aan het oefenen was voor de rol van Prominente VVD-er), een paar Haagse jongens van het veen (niet van het zand, dus), en ook een type dat nergens bij wilde horen. Ik ben dat als norm gaan zien: voor al die diversiteit moet de opleiding en moet de Vakgroep een plaats bieden.
'Vakgroep' is 'Instituut geworden en grotendeels Engelstalig met een kleine honderd collegae in Leiden en Den Haag. 'Diversiteit' en 'inclusie' zijn thans reuze belangrijk, vindt het CvB; en vindt ook de decaan van de FSW. En wie niet, eigenlijk, als je er een beetje bij wilt horen. Ik ken mijn collegae niet allemaal. Velen hebben in de VS gestudeerd. (Niet alleen Amerikanen, ook veel van oorsprong Franstaligen en Duitsers hebben daar een deel van hun opleiding genoten.) Er zit van allerlei nationaliteit en kleur en gender tussen. (Sommigen zijn zelfs aardig.) Maar ik ben nog steeds op zoek naar de zoon van een timmerman (mag ook de dochter zijn, of eentje van een ijzervlechter, van een werkster of een automonteur). Allemaal zijn het kinderen uit de gegoede middenstand, of ze nu uit Iran komen, of van Duitse of van Oost-Europese origine zijn. Wat 'vroeger' arbeiderskinderen heetten vind je bij ons niet; die 'diversiteit' telt niet. Wat dat betreft is Leiden er niet op vooruitgegaan, misschien zelfs in tegendeel. In Leiden vieren corpsleden hun 3 oktober thans verkleed als “ar”, dat wil zeggen als arbeider. Dus wat verwacht je eigenlijk?
Wokisme in Academia
- Laura Hoenig, Psychologie
Een paar jaar geleden publiceerde een collega over de invloed van het 'liefdeshormoon' oxytocine in laboratoriumexperimenten op zowel meer 'ingroup love' als 'outgroup hate'. Onverwacht verdedigden neofascisten, op grond van dit onderzoek, dat discriminatie en xenofobie 'natuurlijk' en dus aanvaardbaar zijn. Die interpretatie staat ver af van wat dit onderzoek inhoudt. Deze gebeurtenis onderstreepte dat wij (sociale) wetenschappers met ons onderzoek en onderwijs een maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen die verder gaat dan onze werkplek.
Nature Human Behavior stelt dat 'academische publicatie die de waardigheid of rechten van specifieke groepen ondermijnt (...) of die bevoorrecht of juist uitsluit, dat die ethische bezwaren oproept die herziening van de publicatie nodig maakt of de waarde ervan tenietdoet.' Dit toonaangevende tijdschrift in de sociale wetenschappen publiceerde in augustus dit jaar een redactioneel artikel en licht dit in het redactioneel commentaar van oktober toe. Deze artikelen lokten verhitte reacties uit van enkele prominente sociale wetenschappers zoals Steven Pinker op Twitter, die vervolgens zwoer nooit meer samen te werken met een 'handhaver van een politiek dogma'.
Als we het publieke debat beschouwen als een collectief goed, kunnen experimenten ons iets vertellen over hoe mensen met verschillende ideologieën met dit collectieve goed omgaan. Op het eerste gezicht lijken linkse mensen - de groep waartoe 'wokisten' behoren - slechts iets coöperatiever dan rechtse mensen (Hoenig, Pliskin, & De Dreu, submitted for review). Nadere bestudering leert dat linkse partijen stil staan bij of een collectief goed - bijvoorbeeld het publieke debat- sommigen ten goede komt en anderen schaadt, of dat alle partijen er evenveel baat bij hebben; links werkt beter samen wanneer niemand bevoordeeld of benadeeld mag worden. Rechts daarentegen maakt daar geen onderscheid in, en heeft er geen vertrouwen in dat anderen dat wel zullen doen.
Dit komt overeen met sommige reacties op de toespraak van de minister van Justitie: 'Wokisten' bedreigen in feite het debat niet, maar waarderen een debat waarin alle partijen eerlijk en waardig worden behandeld, en vertrouwen erop dat anderen dat ook doen. Een dergelijke houding kan het vrije woord juist bevorderen, zodat minderheden zich net zo vrij voelen om zich uit te spreken als degenen die momenteel het discours domineren.
Pieter's Corner – Sociale wetenschappers op de zeepkist
De Pieter's Corner is een online variant van de Londense Speakers' corner. Hierin reageren de wetenschappers van onze verschillende disciplines binnen de Faculteit der Sociale Wetenschappen op het nieuws. Via deze digitale zeepkist geven de ‘bewoners’ van het Pieter de la Courtgebouw zo elk hun visie op de actualiteit vanuit het eigen vakgebied.