Reünisten Leids Historisch Dispuut vieren 65-jarig jubileum: ‘We zijn levendiger dan ooit’
Op vrijdag 4 november was het 65 jaar geleden dat Leids Historisch Dispuut P.C. Hooft het levenslicht zag. Hoewel nieuwe leden al een paar decennia niet meer worden aangenomen, is het dispuut nog steeds springlevend. Een terugblik met oud-presides Jos Hooghuis en Saskia Leupen.
Een universitaire studie heeft lang uitsluitend bestaan uit hoorcolleges. Om zich toch te bekwamen in vaardigheden als spreken in het openbaar en discussiëren, verenigden de studenten zich in verticale disputen. Eens per twee weken kwamen ze met alle leden samen op de kamer van een van hen, waar het programma bestond uit een referaat door een spreker, een discussie en – het bleef een studentenactiviteit – een borrel.
‘Enorme toeloop van studenten’
‘Aanvankelijk had je bij geschiedenis alleen dispuut Robert Fruin, maar toen er na de Tweede Wereldoorlog een “enorme toeloop” aan geschiedenisstudenten was, kon dat dispuut niet iedereen meer opnemen’, blikt Jos terug, van 1976 tot 1977 praeses van het dispuut. ‘Toen is in 1954 eerst het dispuut Pieter Bor opgericht. In 1957 kwam daar het Leids Dispuut Pieter Corneliszoon Hooft bij. Voor de aardigheid: een enorme toeloop betekende destijds dat er meer dan zes eerstejaars waren. Zij moesten allemaal bij elk dispuut een referaat houden. De disputen kozen vervolgens wie zich bij hen mocht aansluiten.’
Ik ben voor Hooft gegaan, omdat ik dat de leukste sfeer vond hebben.
‘Ging dat zo?’ reageert Saskia, praeses van 1987 tot 1988, verbaasd. ‘Wij mochten zelf kiezen. Ik ben voor Hooft gegaan, omdat ik dat de leukste sfeer vond hebben.’ Binnen een jaar zat ze er in het bestuur. ‘Ik werd meteen naar binnen gesleurd, want ze waren op sterven na dood. Gelukkig hebben we daarna een enorme opleving gehad, maar op dat moment maakten ze zich grote zorgen over het voortbestaan. Het dispuut Bor was al weg, bijvoorbeeld.’ Van haar eerste tijd in het bestuur herinnert ze zich vooral de vele afstudeerders. ‘Omdat er onderwijsvernieuwingen waren doorgevoerd, kreeg in 1986 of 1987 iedereen die de studie in oude stijl had gevolgd een laatste kans om af te studeren. Fietste ik weer met een cadeau namens het bestuur naar een afstudeerborrel. Soms hadden we er wel drie op één avond.’
Voorbeelden van oudere broers
Het contact met oudere studenten, soms zelfs achtste- of negendejaars, hebben ze beiden als waardevol ervaren. ‘Voor mij waren al die studenten in die tijd oudere broers’, vertelt Saskia. ‘Je had het samen over literatuur, er was mooie muziek en er waren lezingen over van alles en nog wat. Die openden je vaak de ogen. Het was echt een verrijking.’ Omdat ook oud-leden regelmatig bleven langskomen, vormde het dispuut bovendien een voorbereiding op de arbeidsmarkt. Saskia: ‘Je kreeg een voorbeeld hoe het voor de klas was, maar er zat ook een hele club in het klasje bij Buitenlandse Zaken en iemand was directeur van het Marinemuseum.’
‘Je hoort nu regelmatig dat jongeren van 22 jaar al zijn afgestudeerd’, vult Jos aan. ‘Maar wat heb je dan in ’s hemelsnaam geleerd, behalve specifieke dingen voor je studie?’ Saskia: ‘Wij kregen tenminste de tijd om af te harden als mensen. Tegenwoordig is het economisch doordraaien. Ik vind dat echt een gemis.’
Tragisch einde en hoopvol nieuw begin
De druk op sneller en efficiënter studeren heeft er mede voor gezorgd dat het dispuut werd opgeheven. ‘In 1997 had ons lustrum op Slot Maurick een tragisch einde’, vertelt Jos. ‘Tijdens de ledenvergadering na het lustrumdiner vertelden de bestuursleden dat ze het dispuut wilden opheffen. Het lukte niet meer om eerstejaars geïnteresseerd te krijgen.’ Toch is dat niet het einde van LHD Hooft. ‘Een aantal oud-leden heeft toen meteen het initiatief genomen om jaarlijks iets te organiseren. Vijf jaar later hebben we ons toen officieel omgevormd tot reünistengezelschap.’
Na het lustrumdiner vertelden de bestuursleden dat ze het dispuut wilden opheffen.
Tegenwoordig komen de reünisten minstens eens per jaar samen voor een uitstapje. Net als toen wordt in het programma het nuttige met het aangename verenigd, meestal door een lezing of museumbezoek te combineren met een diner en een borrel. ‘Dit jaar hebben we een thuiswedstrijd’, vertelt Jos. ‘We gaan naar het pand aan het Rapenburg waar op 4 november 1957 de eerste ledenvergadering was, professor Gert Oostindie geeft een lezing over het koloniaal verleden en we hebben een rondleiding door het Academiegebouw. Uiteindelijk sluiten we af met een borrel en een diner.’
‘Ik vind het altijd een heel dierbare dag, ook omdat er steeds meer oud-leden komen’, vertelt Saskia. ‘De generatie onder de mijne had het een paar jaar geleden nog heel druk met carrière en kinderen, maar krijgt nu langzaamaan meer tijd om zich aan te sluiten. Elke dies ontmoet ik weer nieuwe mensen die door een vriend zijn meegenomen, omdat het zo leuk is. We zijn echt levendiger dan ooit.’
Foto's, met uitzondering hoofdbeeld: privébezit Jos Hooghuis