Markus Davidsen: ‘We moeten ideeën doorvoeren die een hele opleiding verbeteren’
Drie docenten van Geesteswetenschappen ontvingen dit jaar de Senior Kwalificatie Onderwijs (SKO). Universitair docent Markus Davidsen is een van hen. Wat maakt onderwijs volgens hem goed?
Davidsen ziet zijn nieuwe kwalificatie als een ‘stempel van kwaliteit’. ‘Het laat zien dat de universiteit het belangrijk vindt om excellente prestaties en innovaties op het gebied van onderwijs te waarderen,’ zegt hij.
De samenleving en studenten
Twee aspecten staan bij Davidsen centraal in zijn onderwijsvisie. ‘Allereerst is het belangrijk om rekening te houden met de behoeftes die leven in de samenleving. Dat is ook waarom ik mij zo inzet voor een versterking van het religieonderwijs op middelbare scholen,’ vertelt hij. Zo heeft hij het voortouw genomen om een tweejarige educatieve master voor het schoolvak levensbeschouwing op te zetten. ‘De Nederlandse samenleving is levensbeschouwelijk zeer divers. Onze opleiding bereidt toekomstige docenten daar beter op voor door verschillende religies en levenbeschouwingen te behandelen vanuit een neutraal standpunt, in plaats van de focussen op slechts één religie, namelijk de eigen.’
Het tweede aspect van zijn visie, heeft betrekking op de studenten. ‘Het is misschien cliché, maar goed onderwijs is studenten in staat te stellen om iets te doen wat ze daarvoor nog niet konden. Uiteraard is daar kennis voor nodig, maar studenten moeten ook leren die kennis actief en creatief toe te passen,’ licht Davidsen toe. Vanaf het eerste jaar laat Davidsen daarom studenten onderzoek doen en nodigt ze ook uit om zijn theorieën kritisch onder de loep te nemen. ‘Ik ben blij als mijn studenten hypotheses of onderdelen van mijn theorie onderuithalen.’
Meer samenhang
Davidsen zou graag meer aandacht willen zien voor de samenhang binnen de onderwijsprogramma's die de universiteit aanbiedt. ‘We doen veel om de kwaliteit van individuele vakken hoog te houden. We evalueren ons helemaal suf en er zijn cursussen en lunchbytes genoeg over inclusief onderwijs en gevarieerde werkvormen. Maar veel docenten realiseren zich amper aan welk geheel hun vakken bijdragen,’ vertelt hij. Davidsen haalt inspiratie voor een alternatief model uit zijn vaderland. ‘Ik kom uit Denemarken en daar is een sterkere cultuur van het samen doordenken over leerlijnen en overkoepelende doelen van elke opleiding. De OER wordt in Denemarken voor een langere periode vastgelegd. Je hebt dan een grondige discussie met de hele staf en ook met studenten waarbij je de structuur, doelen en tentamenvormen van de opleiding voor zo'n vijf jaar vastlegt. Zo zouden we het ook in Leiden kunnen doen.’