NWO Open Competitie voor replicatieonderzoek: ‘Gaat over fundamentele vraag in mijn vakgebied’
Vernieuwing door middel van herhaling. Zo omschrijft universitair docent Jurriaan Witteman zijn onderzoek naar de automatische verwerking van boze stemmen in het brein. Het oorspronkelijke onderzoek is twintig jaar geleden uitgevoerd, maar met een NWO-subsidie op zak gaat Witteman nu kijken of die resultaten wel kloppen.
Het onderzoek richt zich op een klein gebied in de hersenen: de amygdala, ook wel de amandelkern genoemd. De huidige theorie is dat het gebied een soort dreigingsdetector is. ‘Het kan een dreiging zijn als iemand op een boze toon praat: een boos persoon is mogelijk ook gevaarlijk. Volgens de wetenschap is de amandelkern belangrijk om dat soort dreigende spraak te detecteren,’ licht Witteman toe.
Onbetrouwbare resultaten
De theorie is populair binnen de neurolinguïstiek. Maar er is één probleem: het is de vraag of de theorie wel klopt. ‘Uit de literatuur blijkt dat onderzoeken het beeld meestal wel bevestigen, maar er is een neiging tot het bevestigen van bestaande ideeën, waardoor resultaten die overeenkomen met de hypothese eerder gepubliceerd lijken te worden dan de resultaten die het niet ondersteunen.’ Dit kan betekenen dat voor elk gepubliceerd onderzoek dat de hypothese ondersteunt, er tien niet-gepubliceerde onderzoeken tegenover staan die geen bewijs voor de theorie vinden.
Daarbij maken onderzoeken binnen het vakgebied vaak gebruik van te kleine steekproeven. Zo had de oorspronkelijke studie die Witteman nu onder de loep gaat nemen slechts een steekproefgrootte van vijftien personen. ‘Dat is te weinig om effecten te detecteren, waardoor de resultaten onbetrouwbaar zouden kunnen zijn.’ Tegelijkertijd zijn hedendaagse theorieën op de toonaangevende studie gebaseerd. Dat is een slechte zaak, aldus Witteman. ‘Het gaat over een heel fundamentele vraag in mijn vakgebied: zijn de resultaten in de neurolinguïstiek wel replicabel en bestaan ze dus wel echt?’
Puur toeval of niet?
Als de resultaten niet volledig repliceerbaar zijn, betekent dit dat de theorieën die voortbouwden op het originele onderzoek mogelijk aangepast moeten worden. Om hier achter te komen gaat Witteman met behulp van een grotere steekproef kijken in hoeverre de originele resultaten repliceerbaar zijn. ‘Eén onderzoek kan altijd toeval zijn. Een aanwijzing dat het effect echt bestaat, heb je pas als je een resultaat herhaaldelijk vindt. Daarom is het belangrijk om gezaghebbende onderzoeken nogmaals te doen,’ vertelt hij.
Het replicatieonderzoek moet nog uitgevoerd worden, maar Witteman heeft een gemengde gevoelens over de resultaten. ‘Ik hoop dat de resultaten van het replicatieonderzoek in hoge mate overeenkomen met de oorspronkelijke resultaten, maar gezien de kleine steekproef ben ik bang dat niet alle effecten repliceerbaar zijn.’