Rapport tweede workshop van de deskundigen over de door de EU voorgestelde verordening inzake online seksueel misbruik van kinderen gepubliceerd
Workshop brengt multidisciplinaire experts samen om te debatteren over voorgestelde opsporingstechnologieën en hun impact op grondrechten.
Vandaag lanceert Dr. Sabine K. Witting, Centrum voor Recht en Digitale Technologie (eLaw) van de Universiteit Leiden, samen met Dr. Mark R. Leiser (VU-Amsterdam) en Amy Crocker (ECPAT International) het resultatenrapport van de tweede expert workshop over de door de EU voorgestelde verordening inzake online seksueel misbruik van kinderen. De tweede workshop werd gehouden aan de VU-Amsterdam op 2 en 3 maart 2023 en gezamenlijk georganiseerd door VU-Amsterdam, ECPAT International en de Universiteit Leiden. De workshop was gericht op het faciliteren van open discussies en het identificeren van gebieden van overeenstemming rond de voorgestelde verordening met technische experts uit verschillende gebieden die relevant zijn voor de voorgestelde verordening, waaronder kinderrechten, privacy, gegevensbescherming, platformregulering en grondrechten.
De voorgestelde verordening heeft als doel een duidelijk en geharmoniseerd rechtskader vast te stellen om online seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en te bestrijden en heeft de afgelopen maanden tot levendige discussie geleid onder deskundigen op het gebied van kinderrechten en grondrechten. Hoewel de bescherming van kinderen een gemeenschappelijk doel is, hebben verschillende groepen hun zorgen geuit over het feit dat verplichte opsporingsmaatregelen, indien op grote schaal opgelegd in het kader van de voorgestelde verordening, in strijd zouden zijn met het recht op gegevensbescherming, privacy en vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name indien toegepast in de context van end-to-end versleuteling
De tweede workshop voor deskundigen was bedoeld om de technologische aspecten van de voorgestelde verordening te bespreken. Belangrijke thema’s, waaronder end-to-end versleuteling en detectietechnologieën, werden besproken ter ondersteuning van een constructief gesprek over de vraag of en hoe de voorgestelde verordening in haar huidige vorm kan worden toegepast in het bestaande juridische landschap. Het hoofddoel was een beter beeld te krijgen van de relevante bepalingen in de voorgestelde verordening, de huidige stand van detectietechnologieën, de werking en het doel van end-to-end versleuteling en de bijbehorende risico’s met betrekking tot de grondrechten waaronder privacy en veiligheid. De deelnemers gingen uit van een specifiek grondrechtenperspectief om te beoordelen welke risico’s er bestaan voor de grondrechten en welke procedurele/inhoudelijke waarborgen in de voorgestelde verordening nodig zouden kunnen zijn om dergelijke rechten te beschermen.
Het resultaat van de discussies leidde tot aanbevelingen die aan het einde van dit verslag zijn opgenomen (zie hoofdstuk 5). Deze aanbevelingen zullen worden gebruikt voor de bespreking van mogelijke wijzingen van de relevante bepalingen inzake technologie en de daarmee samenhangende waarborgen die in de voorgestelde verordening zijn opgenomen.