CEO Tata Steel: ‘We hebben een ereschuld als bedrijf’
Alumnus Hans van den Berg is nooit zo met zijn carrière bezig geweest. Maar sinds anderhalf jaar is hij toch echt CEO van Tata Steel Nederland en staat hij volop in de storm, in de frontlinie. Hij blijft geloven in de verbinding, het debat. En in kennis die de transitie naar groen staal mogelijk maakt.
Hans van den Berg (1962) komt graag naar Leiden. De CEO van Tata Steel Nederland ging kort na zijn studie Natuurkunde bij (toen nog) Koninklijke Hoogovens werken en bleef nog lang in Leiden wonen, voordat hij naar Beverwijk verhuisde. Daar woont hij nu onder de rook van Tata, waarover zoveel te doen is. Hoewel hij rook zelf niet zo’n goede metafoor vindt. Tata’s overlast komt niet alleen van rook, maar betreft bijvoorbeeld ook stank en geluid. Dat wil hij absoluut niet onder tafel vegen.
Was het maar zo, van die rook, dan had Tata de boel een stuk gemakkelijker op orde gekregen. Nu wordt het concern op het enorme terrein waarop twintig fabrieken de staalproductie op gang houden, feitelijk opnieuw opgebouwd. In een veel kortere tijd dan het ooit tot stand kwam. In 2030 rolt er in IJmuiden groen staal uit de fabrieken. Zonder voorbehoud, zegt Van den Berg. ‘2030. Dat moet en dat kunnen we. Wij hebben die research & development power op ons terrein. Er werken ontzettend veel slimme mensen bij Tata, die gaan dit voor elkaar krijgen.’
Verschil voor de omgeving
Het is een enorme uitdaging. Want hoogovens die draaien op waterstof, dat bestaat nog nergens. ‘We moeten dat zelf uitvinden.’ En daarmee is Tata er niet. ‘We gaan voor groen staal in een schone omgeving. Die schonere omgeving, dat gaat sneller lukken. We hebben al slagen gemaakt en we meten verbetering, maar de omgeving merkt daar nog te weinig van. Dat begrijp ik. Dit jaar en in 2025 maken we weer een aantal grote stappen die wel echt dat verschil voor de omgeving gaan maken.’ Rond grondstofopslagen van het Tata-terrein komt een stofscherm van 18 meter hoog, en op de meest vervuilende fabriek een doekfilter.
In 2025 komt daar nog een ontstikstofinstallatie bij. En ja, vervolgt Van den Berg in één adem, we hadden eerder in actie moeten komen. ‘We hebben lang te weinig gedaan.’
Hoe dat komt? ‘Tja, druk met het staal. Druk met Hoogovens redden. Vinden dat je al veel doet.’ Hij schetst een beeld van Tata met zijn 9000 werknemers. Waar zoons, tantes en opa’s aan machtige techniek werken. Met zijn eigen academie, clubjes en verenigingen. ‘Iedereen in Wijk aan Zee en omringende gemeenten was tot een paar jaar geleden trots op Tata. Het is echt een samenleving in een samenleving. Het nadeel daarvan is we erg intern gericht kunnen zijn.’
Oogkleppen dus, en, vult hij aan, ook een beetje oorkleppen. ‘We deden al van alles om Hoogovens schoner te maken. Dus als er klachten waren of kritische vragen, gaven we onze rapporten met cijfers… Dat mensen met zorgen daar niet op zitten te wachten, ging er bij ons, een bedrijf vol techneuten, niet in.’ Een appje van zijn zus ‘wat een huilie huilie weer van Tata’ toen Van den Berg reageerde op een RIVM-rapport, hielp hem om anders naar die reactie te kijken. ‘Ik ben veel beter gaan luisteren. Het gaat om de onderliggende zorgen van de omwonenden. Niet om de uitstootcijfers maar om de gezondheid van hun kinderen en zorgen over het klimaat.’
Annetje Ottow: 'De Canadese auteur Margaret Atwood schreef: ‘In the spring, at the end of the day, you should smell like dirt.’ Als onversneden tuin- en natuurliefhebber onderschrijf ik dat volledig. Als ik thuiskom na een werkdag gaan mijn handen het liefst meteen de grond in.
Het dossier in deze Leidraad gaat over biodiversiteit, en dat thema is dus goed aan mij besteed. Origineel zijn we misschien niet: de aandacht voor biodiversiteit was vermoedelijk niet eerder zo groot. Maar die aandacht is ook terecht, gezien het tempo waarin we planten, bomen, dieren en insecten (dreigen te) verliezen. In ons dossier willen we laten zien dat biodiversiteit over de hele breedte van de universiteit onderwerp van onderzoek is. Onderzoek dat we ook naar de praktijk brengen, bijvoorbeeld door de politiek en bedrijven van kennis te voorzien.
Maar niet alleen dat, we willen ook zelf een goede hoeder van de natuur zijn. Overal waar het kan, geven we groen en leven een kans. En daarvoor kiezen we met opzet óók de meest verstedelijkte plekken. Het Bio Science Park is een goed voorbeeld. Samen met mijn collega-bestuurder Martijn Ridderbos en wethouder Fleur Spijker opende ik er onlangs het grootste gecombineerde sedum- en zonnepanelendak van de Benelux, op ons Snelliusgebouw. Wij geven biodiversiteit de ruimte, ook op plekken waar je het misschien niet verwacht.
In dat licht is het interview met onze alumnus Hans van den Berg, topman bij Tata Steel, interessant om te lezen. Tata Steel is een van de bedrijven die onder vuur liggen vanwege de effecten op het klimaat en op de gezondheid van mens en dier. Hoe geef je leiding aan een enorme industrie die de broodnodige verandering moet ondergaan? Hoe ga je om met soms fikse dilemma’s? Hoe kun je als topman het verschil maken?
Ik merk dat je overspoeld kunt worden door al het nieuws over de staat van onze leefomgeving. Het helpt mij om buiten bezig te zijn. Het simpele en letterlijke contact met de aarde. Niets beter dan aan het einde van de dag naar aarde te ruiken en de motivatie te vinden om de volgende dag weer verder te werken aan een biodiverse wereld.'
Aarde in de fik
Dat leidde tot een ander antwoord. Letterlijk en figuurlijk. Groen staal in een schone omgeving, en zo snel als mogelijk. Maar, weet Van den Berg als geen ander, de weg daarheen is niet zonder confrontaties. Op de dag van het interview blokkeert de aan Extinction Rebellion gelieerde actiegroep Kappen met Kolen een van de poorten van Tata. Grove uitspraken van Tata-medewerkers in besloten app- en Facebookgroepen daags tevoren deden de zaak geen goed.
Het bedrijf haalde stevig uit naar de betrokken medewerkers. ‘Dit mag gewoon echt niet gebeuren. Ik snap de onrust onder onze medewerkers. En hun frustratie, omdat zij hard werken aan de sluiting van die kooksfabrieken. Maar je laat je niet zo uit over een groep vredelievende mensen. Het zijn normale mensen die zich ernstige zorgen maken over onze aarde. En terecht! We zijn de aarde in de fik aan het steken. Het moet echt anders.’
'De samenleving is staalverslaafd. Dat verander je niet door Tata te sluiten.'
Hij heeft een paar keer met de actiegroep om tafel gezeten. Prima gesprek, en hij volgt hun redenatie tot een bepaald punt. Dat punt is sluiting van Tata. ‘Staal moet maar elders geproduceerd worden, vinden zij. Daar houdt het voor mij op. In Nederland gebruiken we per inwoner een kilo staal per dag. De samenleving is staalverslaafd. Dat verander je niet door Tata te sluiten. Als je IJmuiden sluit, wordt het elders met minimaal 20 procent meer CO2 geproduceerd. Problemen op deze manier uitbesteden kan echt niet meer. Wij hebben ons carboncredit ruimschoots opgemaakt. Wij hebben een morele verplichting om nu voor de rest van de wereld een stap harder te zetten. Zo voel ik dat. Een ereschuld. Als bedrijf, als land, als westerse wereld.’
En nee, dat voelt niet alsof hij het gewicht van de wereld op zijn schouders draagt. Hij erkent dat het zwaar is, maar hij wordt ook gedreven door ambitie. ‘Wat wij aan het doen zijn, zorgen dat er groen staal gemaakt kan worden, is heel betekenisvol voor de hele wereld. Het is dus niet alleen dat ik dit moet doen, maar ook dat ik dit mag doen.’
Daar had hij, tot nog niet eens zo heel lang geleden, nooit aan gedacht. Hij is een echte Hoogovens-man. Zoals zijn vader een echte Philips-man was. ‘Daar zitten wel duidelijk parallellen. Mijn vaders baan bij Philips, plant manager, dan ben je baas van een van de fabrieken, vind ik ook de mooiste baan bij Tata. Elke dag bij die techniek. Problemen oplossen. Zorgen dat de techniek en de productie verbetert. Want iedere dag kan beter. Dat is daar de sfeer.’
'Ik beschouw mijn carrière als een aaneenschakeling van incidenten.'
Taaiheid
Na zijn promotie op supergeleiding werkte hij zeven maanden bij het ministerie van Economische Zaken, aan de beleidskant. Interessant, maar hij miste de hardware. Dus toen dat tijdelijke contract afliep, solliciteerde hij bij de grote Nederlandse bedrijven. KLM en ASML waren niet geïnteresseerd. De Hoogovens wel. ‘Dus ik dacht: daar ga ik ervaring opdoen voordat ik het bij Philips of Shell probeer. Dat was 34 jaar geleden.’
Tata bood hem altijd voldoende mogelijkheden en uitdagingen. ‘Ik ben veel hoger gestegen dan ik ooit had gedacht. Ik beschouw mijn carrière als een aaneenschakeling van incidenten. Ik ben nooit bewust met mijn loopbaan bezig geweest. Daar kreeg ik zelf weleens vragen over van mijn baas. Of het wel goed ging met mij, want iedereen liep bij hem de deur plat, maar mij hadden ze nog nooit gezien. Ja, vond ik, ik rolde van de ene boeiende functie in de andere. Mijn instelling is dat je iedere job doet alsof het je laatste is. Ik heb daardoor nooit die enorme ambities en bijbehorende onrust of je geen verkeerde stap maakt, gehad.’
Hij is ook niet het type dat meteen toeslaat. ‘In onze sector kun je ook niet direct handelen. Eerst moet er nagedacht worden én gerekend. En ik ben ook conflictmijdend.’ Dat betekent niet dat hij zijn zin niet krijgt. Die krijgt hij vaak wel, maar op andere manieren. ‘Met inhoud, door verbinding te zoeken en door taaiheid.’
Een adembenemende schoonheid
Terugblikkend op zijn Leidse tijd noemt Van den Berg met name zijn promotietraject een leerzame ervaring. ‘Als je een specifiek doel voor ogen hebt, een koers uitzet en een diepe motivatie voelt, is het een kwestie van beginnen en door blijven gaan. Elke dag weer. Of het nu een promotie is of de transformatie tot groen staalbedrijf, het kost tijd maar komt dichterbij en wordt realiteit wanneer je er elke dag weer voor blijft gaan.’
Doorgaan als het tegenzit typeert ook de vriendenclub uit zijn studietijd, leden van De Leidsche Flesch. Ze schreven zich toen ze rond de 50 waren als team in voor de Schuttevaerrace. Een 48 uur durende zeil-, fiets- en hardlooprace. ‘De eerste keer vielen we uit, de tweede keer haalden we de finish, maar vraag niet hoe. Tot we, na nog een paar jaar, toch met een trofee in handen stonden.’ En dat was niet omdat ze op late leeftijd ineens geweldige atleten waren geworden, lacht hij. ‘Maar door taaiheid. Door niet te stoppen bij tegenslag.’
Hij denkt met heel veel plezier terug aan zijn studie. ‘Ik zou het zo weer doen.’ En ook graag in deze tijd. ‘Het is toch jaloersmakend om te zien hoe jongeren hun studietijd nu inrichten. Als ik kijk naar mijn zoons. Ze studeren alle drie, waarvan een in Leiden. Doen ze een minor aan de ene universiteit, en studeren ze een volgende periode in het buitenland. Ze proberen dingen uit in een start-up of een eigen bedrijfje. Fantastisch vind ik dat.’ Hij zou ook geheid weer voor natuurkunde kiezen. ‘Natuurkunde is van een adembenemende schoonheid. Als ik niet kan slapen kijk ik op YouTube weleens filmpjes over natuurkunde, waarin een professor de relativiteitstheorie ofzo prachtig uitlegt. Dat vind ik ook zo’n verworvenheid van deze tijd.’
Demonstreren of solliciteren
Hij is aan het veranderen, merkt hij. De gesprekken over de duurzaamheidstransitie met demonstranten en andere critici en op festivals als Springtij, dragen daartoe bij. Hij is niet de enige. De samenleving verandert erg snel. Mensen hebben moeite om het tempo bij te houden, merkt hij. Hij worstelt met de polarisatie. ‘Sommige mensen vinden de demonstranten voor onze poort idioot. Ik niet.’ Dat raakt hem ook zo aan Wijk aan Zee. Het is een prachtig dorp, vindt hij, een beetje een kunstenaarsdorp ook. En lange tijd was het trots op Tata. Maar dat is veranderd. Voor veel Tata-medewerkers is dat wennen. Dat ze op verjaardagen niet meer vol trots over hun werk kunnen vertellen. Hij begrijpt het allemaal. ‘Maar de heftigheid er omheen. Dat er in de Spar, waar de echte discussies plaats hebben, ruzie ontstaat om Tata. Dat vind ik heel moeilijk. Dat doet soms echt pijn.’
‘Wij zijn op sommige universiteiten niet meer welkom op bedrijvendagen. Dat vind ik onbegrijpelijk.'
De laatste tijd, hij formuleert voorzichtig, denkt hij wel een kentering te bespeuren. Hij hoort mensen soms zeggen dat ze elkaar niet kwijt willen raken. En hij ziet initiatieven die ‘de boel een beetje bij elkaar kunnen houden’. Zo is er een toneelvoorstelling in de maak over een Tata-familie met een vader die trots is op het bedrijf en een zoon die heel andere gedachten over het bedrijf heeft. Dat maakt gevoelige kwesties bespreekbaar, hoopt hij.
Daarin hebben ook universiteiten een verantwoordelijkheid. Die gaan ze nu soms uit de weg, vindt hij. ‘Wij zijn op sommige universiteiten niet meer welkom op bedrijvendagen. Dat vind ik onbegrijpelijk. De universiteit is voor mij de top van de piramide. Ze staat voor een kritische geest, voor onderzoek, waarheidsvinding en debat. Als zo’n instituut de verbinding met delen van het bedrijfsleven blokkeert, dat raakt mij echt.’
Zo’n blokkade betekent overigens niet dat Tata totaal niet meer in trek is bij jonge mensen. ‘Ik zeg altijd tegen studenten: het is demonstreren of solliciteren, maar help mee! En dat laatste zien we gelukkig ook bij ons bedrijf. Er komen ook veel talentvolle mensen juist naar Tata om te helpen met de transitie, om groen staal te maken.’
Dit artikel was eerder al te lezen in alumnimagazine Leidraad.
Tekst: Marijn Kramp