Geketend voor Hollands glorie: onderzoek naar het slavernijverleden van Zuid-Holland afgerond
De Leidse onderzoekers Karwan Fatah-Black en Lauren Lauret hebben meegewerkt aan het onderzoek ‘Geketend voor Hollands Glorie’, een onderzoeksrapport waarin wordt uiteengezet in hoeverre Zuid-Holland in politiek en economisch opzicht betrokken was bij slavernij. De bevindingen zijn op 8 juni 2023 in Den Haag gepresenteerd aan de inwoners van de provincie.
De opdracht voor het onderzoek is gegeven door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Het heeft als doel om duidelijk te maken in hoeverre Zuid-Holland in het verleden betrokken was bij slavernij en kolonialisme. Op deze manier hopen de Staten ook recht te doen aan de groeiende publieke belangstelling voor de rol van Zuid-Holland in het Nederlandse slavernijverleden.
Zuid-Holland ontstond in 1840 toen de provincie Holland werd opgedeeld in een noordelijk en een zuidelijk deel. Vóór 1840 was Holland het politieke centrum van de Nederlandse Republiek, vooral op het gebied van defensie en internationale betrekkingen. Beslissingen met betrekking tot de ondersteuning van slavenactiviteiten werden op provinciaal niveau genomen, waardoor steden en adel in Holland hier veel invloed op hadden. Dit blijkt duidelijk uit de leidende rol die de Staten van Holland speelden bij het opstellen van charters voor de West-Indische Compagnie (WIC) in 1621 en 1674. Bovendien gaven de gedecentraliseerde aard en tradities van de provinciale politiek aanzienlijke macht aan figuren als grootpensionarissen. Onder het bewind van grootpensionaris Johan de Witt werd de verovering van slavenforten op de westkust van Afrika bijvoorbeeld een speerpunt.
Centrale rol
In tegenstelling tot de provincies Utrecht en Gelderland, benoemden de Staten van Holland niet rechtstreeks een directeur van de WIC. Vertegenwoordigers van de Staten-Generaal, het bovenprovinciale politieke orgaan, hadden echter zitting in vergaderingen van de Raad van Bestuur van de WIC. Ten minste acht van deze politieke bestuurders (regentenbewindhebbers) kwamen uit Holland. Vanwege de centrale rol van Holland in de politiek van de Nederlandse Republiek, zochten politieke afgevaardigden van andere Europese mogendheden hier bovendien steun voor hun koloniale ondernemingen. Daarnaast bezochten vertegenwoordigers van Afrikaanse of Latijns-Amerikaanse regio's Den Haag voor diplomatieke missies.
Toonaangevende slavenhandelaar
Tussen 1650 en 1675 was de Nederlandse Republiek de belangrijkste slavenhandelaar in de Atlantische wereld. Tot ongeveer 1700 hadden havens in Holland hiervoor de prominentste positie. Daarna werd de provincie Zeeland het belangrijkste Nederlandse centrum voor slavenhandel. De economie van Holland raakte sterk verweven met kolonialisme en slavernij. Dit omvatte de productie van goederen zoals wapens en alcohol, die werden verhandeld voor tot slaaf gemaakte Afrikanen aan de westkust van Afrika, maar ook consumptiegoederen zoals schoenen en zeep voor de verkoop in de koloniën. Er was ook een bloeiende verwerkingsindustrie die koloniale goederen zoals suiker, katoen en tabak op de markt bracht. Aan slavernij gerelateerde activiteiten hebben dan ook altijd deel uitgemaakt van de Nederlandse economie. Naar schatting varieerden de percentages tussen de 4% in de jaren 1730 en 14% in de jaren 1780 van de Nederlandse economie.
Afschaffingsbeweging
De accumulatie van kapitaal in Holland als gevolg van Europese slavernij en kolonialisme leidde tot de concentratie van rijkdom, status en privileges onder de elites van Zuid-Holland. Inkomsten uit plantages werden geïnvesteerd in verdere koloniale expansie en landgoederen, die vaak waren voorzien van siertuinen geïnspireerd op overzeese flora en fauna. Bovendien gebruikten bestuurders die terugkeerden uit de koloniën hun expertise voor politieke posities in Holland, terwijl ze daarnaast bijdroegen aan kennis op gebieden als natuurlijke historie, etnografie en kunstverzameling.
Tegelijkertijd werd Zuid-Holland een centraal punt voor de abolitiebeweging in Nederland. Politici uit de regio speelden een belangrijke rol in de totstandkoming van de wet die in 1863 de slavernij afschafte. Prominente politici als Elout, Gefken en Van Sypesteyn hadden echter raciale vooroordelen. Hierdoor ontstond een beleid dat gericht was op het bestendigen van koloniale hiërarchieën en het voortzetten van de uitbuiting van mensen die in de koloniën woonden.
Presentatie
De presentatie van de onderzoeksresultaten is bedoeld om de inwoners van Zuid-Holland de kans te geven om zich bezig te houden met hun gedeelde geschiedenis en zo een beter begrip te krijgen van de historische banden van de regio met slavernij. Door dit verleden te erkennen, kan Zuid-Holland doorgaan met het belangrijke proces van verzoening. Zo kan vooruitgang worden geboekt naar een inclusievere toekomst.
Karwan Fatah-Black en Lauren Lauret hebben het onderzoek uitgevoerd in samenwerking met Joris van den Tol (Radboud Universiteit en Cambridge University). Meer informatie over het onderzoek is te lezen op de website van de provincie Zuid-Holland.