Mag Nederland internationale studenten toegang weigeren?
Minister Dijkgraaf van onderwijs wil het aantal internationale studenten terugdringen. Maar mag Nederland dat wel? En zo ja, is het ook wenselijk? Deze vragen behandelde Mark Klaassen, universitair docent bij het Europa Instituut, tijdens de slotbijeenkomst van het Honours College Law op 12 juni.
‘Wie hier voelt zich een internationale student?’ Klaassen kijkt de zaal rond. Slechts één student steekt haar hand op. ‘Wie wil een deel van hun studie in het buitenland volgen?’ Nu schieten er een heleboel handen de lucht in. Klaassen lacht, ‘waarom voelen jullie je dan geen internationale student?’ Zo begint hij zijn college over het dilemma rondom internationale studentmigratie.
Kamerbrief
Aanleiding voor het college is de kamerbrief van Minister Dijkgraaf waarin hij zei de toestroom van niet-EU studenten te willen beperken. Redenen hiervoor noemt hij het grote capaciteitsgebrek op universiteiten en hogescholen en het grote tekort aan huisvesting voor zowel Nederlandse als internationale studenten. Dijkgraaf: ‘De onderwijskwaliteit komt onder druk te staan door overvolle collegezalen en een hoge werkdruk van docenten. Daarnaast dreigt de toegankelijkheid voor Nederlandse studenten bij verschillende Engelstalige opleidingen in het gedrang te komen. Voornamelijk in de grote steden zien we dat steeds meer studenten bij de start van het studiejaar geen huisvesting kunnen vinden.’
Ook wil de minister de taaleisen van de opleidingen verduidelijken. Want wat maakt Nederland nou zo’n aantrekkelijk land voor internationale studenten? Op universitair niveau is 20% van de bachelors en maar liefst 70% van alle masteropleidingen Engelstalig. Minister Dijkgraaf wil dat er meer Nederlands wordt gesproken in het onderwijs. Een goede beheersing van de Nederlandse taal zorgt volgens hem voor betere aansluiting in de beroepspraktijk en meer ‘verbondenheid tussen studenten, docenten en de maatschappij.’
Vrij verkeer van personen
In de kamerbrief benoemt minister Dijkgraaf expliciet studenten uit niet-EU landen. De reden hiervoor, vertelt Klaassen, ‘is dat Nederland Europese studentmigratie niet zomaar mag beperken’. Nederland is een EU-lidstaat en voor de lidstaten gelden migratieregels die in de jaren 50 opgesteld zijn door de EU om gelijke behandeling van alle EU-burgers te garanderen en te voorkomen dat er onderling gediscrimineerd zou worden op nationaliteit. Voor EU-burgers geldt onderling een vrij verkeer van personen. Zonder enige voorwaarden of belemmeringen heeft iedere burger het recht om in een ander EU-land te studeren of werken. Nederlandse universiteiten zouden bijvoorbeeld hun taaleisen kunnen aanscherpen om toestroom van deze studenten te beperken; ‘maar als het beperken van het aantal internationale studenten de enige reden is voor het invoeren van taaleisen dan is dit in strijd met het EU-recht’.
‘Derdelanders discriminatie’
Voor personen uit landen die geen onderdeel uitmaken van de EU geldt deze regel niet. Personen uit niet-EU landen, zogenoemde ‘derdelanders’, hebben het recht op verblijf als internationale student, maar daarvoor geldt wel de voorwaarde dat ze moeten zijn ingeschreven bij een Nederlandse onderwijsinstelling. Zij krijgen dus pas toegang tot Nederland wanneer ze zijn toegelaten tot een opleiding. Nederland kan de toestroom van derdelander-studenten dus wél gemakkelijk beperken, bijvoorbeeld door het instellen van een quotum, een maximaal aantal studenten uit deze landen. Klaassen benoemt de wrijving die hier ontstaat: De overheid creëert zo een kloof tussen EU-studenten en niet-EU studenten. Het studeren in Nederland kost voor studenten buiten de EU al aanzienlijk meer geld; met het invoeren van een quotum discrimineert de overheid deze groep nog verder.
Opbrengst internationale studenten
Is het terugdringen van het aantal internationale studenten eigenlijk wel wenselijk? Klaassen denkt van niet. ‘Ten eerste’, benoemt hij, ‘zorgen internationale studenten voor een verrijking van het onderwijs. Het maakt het onderwijs divers.’ Daarnaast is er een financieel voordeel: ‘de internationale student levert de Nederlandse overheid op lange termijn meer geld op dan een Nederlandse student.’ Hij stelt ook de vraag: 'Behaalt de overheid wel het gewenste doel wanneer zij vooral niet-EU studenten toegang belemmert?' In de realiteit blijkt dat EU-studenten na hun studie vaak terugkeren naar eigen land, terwijl derdelanders juist veel vaker blijven plakken en in Nederland een baan vinden. Juist om deze talenten te behouden voor de Nederlandse arbeidsmarkt biedt de Nederlandse overheid internationale studenten het zogenoemde ‘zoekjaar’: een periode van een jaar, direct na hun studie waarin zij in Nederland mogen blijven om hier een baan te vinden.
Klaassen sluit af door te benadrukken dat de problemen in capaciteit en huisvesting niet de schuld zijn van de internationale student. Hij vreest dat de overheid hier dezelfde fout begaat als bij de vluchtelingenmigratie. De overheid roept te makkelijk dat de toestroom moet worden teruggedrongen in plaats van de capaciteit op te schalen. ‘De internationale student moet niet tekort worden gedaan door het bekrompen nadenken over migratie. Studentmigratie moet je niet beperken, maar juist bevorderen.’
Tekst en foto's: Mireille van der Stoep