‘Een stage kan heel verhelderend zijn om te leren wat je wil gaan doen’
Niels Broekman liep stage bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waar hij zich onder meer bezighield met de belangenbehartiging van biodiversiteit. Na zijn stage besloot hij toch een andere kant op te gaan: ‘Een stage kan heel verhelderend zijn om erachter te komen wat je wil gaan doen.’
Waar heb je precies stagegelopen?
Niels: ‘Ik heb stagegelopen bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en dan bij het cluster Milieu en Samenwerking en het team Green Finance. Ik hield mij daar bezig met belangenbehartiging van biodiversiteit, natuur en inclusiviteit en ecosysteem services in de financiële wereld. Ik hielp beleidsmedewerkers bij het behartigen van de belangen van die verschillende onderwerpen. Wij gingen bijvoorbeeld naar andere ministeries om ons dan hard te maken voor biodiversiteit.’
Op welk moment dacht je: hier wil ik graag stagelopen?
‘Vroeger wist ik nog niet zeker waar ik wilde werken. Ik had bij verschillende miniseries gesolliciteerd en ik mocht ook op verschillende miniseries op gesprek komen, maar het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit sprak mij het meeste aan, zowel vanwege de missie een groenere samenleving te bewerkstelligen alsook vanwege het feit dat ik daar snel aan de slag kon.’
Wist je van tevoren ook wat voor werkzaamheden je zou hebben?
‘Ik had vanuit bestuurskunde wel een soort idee hoe de werkzaamheden van een ambtenaar eruit zouden zien, maar het bleek in de praktijk toch wel anders. Dat is niet de schuld van de universiteit, maar misschien ook door de podcasts die ik bijvoorbeeld luister, waarin gepraat wordt over bijvoorbeeld de totstandkoming van beleid. Ik had namelijk verwacht dat je als ambtenaar heel veel ideeën zou bespreken. De realiteit was alleen dat je in een heel hiërarchische organisatie terecht komt, waarin veel gepolderd en overlegd moet worden met verschillende stakeholders. Daardoor is het soms lastig om snel maatschappelijke problemen op te lossen.’
Niels vertelt verder: ‘Op het ministerie hielp ik bijvoorbeeld met het schrijven van beleidsnota’s en dat vond ik persoonlijk toch wel erg wennen. Zulke vaardigheden hebben wij niet op de universiteit aangeleerd en de overstap was dan ook groot. Op de universiteit moet je heel erg letten op het academische aspect, op het ministerie speelt dat minder en moet informatie bondiger worden weergegeven.’
Hoe ging je met dat verschil van de universiteit naar het ministerie om?
‘Ik had erg vaak dat ik beleidsnota’s in een bepaalde inherente stijl wilde schrijven, waarbij ik dan erg lette op het wetenschappelijke aspect. Ik kreeg dan te horen dat de analyses goed waren, maar dat de nota’s ingekort moest worden en presenteerbaarder moesten zijn. Ik voegde juist overal bronnen aan toe en wilde dat alle keuzes verantwoord werden, omdat ik bang was dat er anders details ontbraken. De universiteit is enerzijds een opleidingsinstituut en anderzijds een wetenschappelijk instituut. De consequentie daarvan is dat het gericht moet zijn op de wetenschappelijke wereld en de praktijk, wat het soms lastig kan maken om te weten waar je je precies op moet richten.’
Ben je er door de stage achtergekomen welke richting je op wil gaan?
‘Ik wil graag mijn best doen om binnen de academische wereld te blijven. De stage was voor mij een bevestiging dat ik de wetenschap toch wel erg leuk vind. Ik ben nu dan ook begonnen met een PhD. Het doel van mijn stage was ook om erachter te komen welke richting ik op wil. Ik heb nu wel ervaren dat de academische wereld op dit moment het beste bij mij past. Een stage kan dus heel verhelderend zijn om te leren wat je wil gaan doen.’
Stel dat er meer studenten zijn die net als jij twijfelden over welke kant ze op willen: wat zou jij hen aanbevelen?
‘Ik zou die studenten zeker aanbevelen om stage te lopen. Het is maar voor een korte tijd, bijvoorbeeld zes maanden en je krijgt op een relatief laagdrempelige manier de kans om te ervaren hoe het er in een organisatie aan toe gaat. Als er studenten zijn die graag willen promoveren, zoals ik nu, dan beveel ik hen zeker aan om gewoon zoveel mogelijk sollicitaties te versturen. Je hoeft niet cum laude te staan om uiteindelijk aangenomen te worden als promovendus, als je maar laat zien hoe je je onderzoek goed vorm wil geven. In het begin was ik daar bijvoorbeeld best zenuwachtig over, maar ik heb ervaren dat je het gewoon moet doen.’
Tekst: Abdelkarim Megaiz