Op zoek naar onzichtbare stemmen
Bijna alle documenten uit de zestiende en zeventiende eeuw zijn door meerdere personen geschreven, maar staan op naam van één auteur. Hoogleraar Nadine Akkerman wil dat rechtzetten met haar onderzoek naar de schrijfklerk. ‘Het is onze verantwoordelijkheid om alle stemmen tot hun recht te laten komen.’
Ze werd in 2022 benoemd tot hoogleraar vroegmoderne literatuur en cultuur en 3 mei sprak Nadine Akkerman haar oratie uit. De titel luidde ‘De staartloze kat’, naar een kat die schrijver Virginia Woolf beschrijft in haar invloedrijke essay A Room of One’s Own. ‘Woolf zocht tijdens het schrijven naar vrouwelijke auteurs, die net zoals zij literaire werken hadden geschreven, maar ze vond ze om diverse redenen niet’, legt Akkerman uit. ‘En de paar die ze wel vond, daar ontbrak iets aan. Woolf laat daarom haar hoofdpersoon zeggen: ‘Gek, wat een verschil een staart maakt.’
Woolf leek blind voor de schrijvers die haar in de zestiende en zeventiende eeuw waren voorgegaan. En ze was niet de enige, vertelt Akkerman. ‘Jarenlang werd gedacht dat Woolf gelijk had, en dat er simpelweg geen werken van vrouwelijke schrijvers uit de vroegmoderne tijd beschikbaar waren. Maar inmiddels weten we beter. Vrouwen publiceerden anders, namelijk in manuscripten, oftewel: handgeschreven bronnen. Zulke door vrouwen geschreven documenten werden zelden verzameld, degelijk gecatalogiseerd, geredigeerd of in druk uitgegeven en bleven daardoor lang slecht vindbaar.’ Het beeld kantelde pas vanaf de jaren tachtig, toen onderzoekers archieven indoken op zoek naar vrouwenstemmen uit de (literatuur)geschiedenis.
'Jarenlang werd gedacht dat er geen werken van vrouwelijke schrijvers beschikbaar waren. Inmiddels weten we beter.’
Mannelijke scribent
Achter deze lang onzichtbaar gebleven stemmen zit vaak nóg een onzichtbare stem verstopt. Dat is de stem waar Akkerman op het moment onderzoek naar doet. ‘Vrouwen namen in die tijd om allerlei redenen zelden zelf een pen ter hand. Als ze wilden schrijven, deden ze dat via een schrijfklerk. Dat was een soort secretaris, een scribent, vrijwel altijd een man. Ook mannen die wilden schrijven, schakelden vaak een schrijfklerk in. Er zijn in de zestiende en zeventiende eeuw heel veel documenten gepubliceerd die met behulp van dit soort bemiddeling tot stand zijn gekomen. Maar de persoon erachter, de schrijfklerk, zijn we vergeten.’
Het is de rode draad door Akkermans wetenschappelijke carrière: het zichtbaar maken van het onverwachte, van zaken die lang over het hoofd zijn gezien. Zo onderzocht ze eerder onder meer vrouwelijke spionnen en zeventiende-eeuwse parfumrecepten. En nu dus de schrijfklerken. ‘Want’, zegt ze: ‘Schrijfklerken konden teksten aanpassen, subtiel, of op een manier die sterk inbreuk maakte op de oorspronkelijke tekst. Het is onze verantwoordelijkheid om alle stemmen die we kunnen vinden in literatuur en geschiedenis tot hun recht te laten komen. Als iemand een bijdrage heeft geleverd, moeten we dat weten om de documenten beter te kunnen analyseren en begrijpen.’
Persoonlijke vouwen
In haar oratie ging Akkerman in op de manieren waarop schrijfklerken ondanks hun onzichtbaarheid vele vingerafdrukken hebben achtergelaten. ‘Soms letterlijk. We kijken in ons onderzoek dan ook niet alleen naar de inhoud van het document, maar ook juist naar het maakproces.’ Akkerman noemt bijvoorbeeld letterlocking - de manier waarop een brief is opgevouwen. ‘Dat kan net zoveel over de auteur zeggen als een handtekening.’ Ook restjes strooizand, waarmee auteurs vroeger hun inkt sneller lieten drogen, kunnen worden onderzocht om meer over de herkomst van een document te weten te komen, zo leert het onderzoek van Birgit Reissland ons bijvoorbeeld.
Akkerman gebruikt voor haar onderzoek ook digitale en technologische methodes. Zo werkte ze mee aan een project waarbij verzegelde documenten met behulp van röntgenfoto’s en algoritmes konden worden gescand en ‘gelezen’ zonder dat het zegel verbroken werd. Maar ze waarschuwt: ‘Vaak wordt de digitaliseringsslag in de geesteswetenschappen alleen maar als iets geweldigs gezien, maar we moeten er voorzichtig mee zijn. Nog los van consequenties voor het milieu als alles maar op servers opgeslagen wordt, kan digitalisering ook forensisch bewijs vernietigen. Om te digitaliseren worden vouwen gladgestreken en strooizand weggeblazen. In dat soort kleine details kunnen grote verhalen verstopt zitten. Daar staan we nog niet genoeg bij stil.’