‘Immigratie bedreigt verzorgingsstaten niet’
Veel mensen denken dat immigratie een negatief effect heeft op de bereidheid van burgers om hun welvaart te delen. Maar dat hoeft niet zo te zijn, ontdekte promovenda Emily Anne Wolff tijdens haar onderzoek naar dekolonisatie en migratie na de Tweede Wereldoorlog.
De naoorlogse periode was een tijdperk van groeiende welvaart, maar ook van dekolonisatie en migratie. Wat kunnen we leren van deze periode als we kijken naar huidige vraagstukken op gebied van immigratie, ras en welvaart? Emily Anne Wolff onderzocht de sociale inclusie van postkoloniale migranten uit (het huidige) Indonesië, Algerije en het Caribisch gebied in respectievelijk Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk tussen 1945 en 1970.
Je deed onderzoek naar de inclusie van migrantengroepen in hun nieuwe thuisland. Hoe meet je inclusie precies?
'Goeie vraag! Ik bedacht hiervoor een matrix met een aantal dimensies. Eén dimensie was de mate waarin individuen toegang hadden tot materiële voorzieningen. Kwamen ze in aanmerking voor sociale bijstand of sociale zekerheid? En ontvingen ze deze uitkeringen ook echt? Een tweede dimensie richtte zich op de vraag of mensen in het nieuwe thuisland met respect werden behandeld, als een moreel gelijke. Dat die dimensies nodig waren, werd vooral duidelijk toen ik me realiseerde dat mensen soms veel kregen, maar dat die voorzieningen vernederend waren. Immigranten werden bijvoorbeeld gedwongen om banen uit te oefenen die ze niet wilden.’
Welke patronen van inclusie of uitsluiting ontdekte je?
‘Ik ontdekte veel gevallen waarin beleidsmakers of andere maatschappelijke spelers in een land - de nationale media, ambtenaren, het brede publiek - in de loop der tijd de identiteit van specifieke migrantengroepen construeerden tot groepen die wel of geen bijstand verdienden. In Frankrijk en Nederland leidden dat tot uiteenlopende vormen van integratie in de welvaartsstaat.
Een van de duidelijkste voorbeelden zijn de Harki's, Algerijnen die de Franse militaire inspanningen steunden tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. Ongeveer 50.000 van hen migreerden naar Frankrijk. Ze kwamen formeel in aanmerking voor Franse sociale bijstand, maar kregen die zelden en werden expliciet gedwongen tot het uitoefenen van beroepen in geïsoleerde bossen, zoals boswachter of veehoeder. Een van de redenen die Franse beleidsmakers destijds hiervoor gaven, was dat Harki’s bij uitstek geschikt waren voor deze beroepen vanwege bepaalde kenmerken die ze bezaten. Bijvoorbeeld dat de Harki's een rurale achtergrond hadden en niet voorbereid waren op het stadsleven. Dit was racistisch en onjuist: een onderzoek uit 1962 wees uit dat Harki’s een vaker opleiding in de industrie of bouw hadden genoten dan in de landbouw. Algerijnen waren al decennialang de “motor” van de Franse automobielsector.
Het Verenigd Koninkrijk reageerde net iets anders op migratie. Aanvankelijk kwamen alle inwoners van het Caribisch gebied kwamen in aanmerking voor sociale bijstand op (formeel) gelijke voorwaarden. Tijdens immigratiehervormingen in de jaren ’60 en ’70 gebruikten ambtenaren en politici deze voorwaarden juist om uitsluiting migranten uit het Caribisch gebied te rechtvaardigen.'
Wat was volgens jou de werkelijke reden voor Europeanen om identiteiten van migranten te construeren?
‘Onderschat niet hoe ontwrichtend de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatie waren voor het begrip van Europeanen over hun eigen identiteit. De oorlog, en een stortvloed van VN-rapporten waarin ras als biologisch concept werd ontkracht, zette het idee van een raciale orde binnen een koloniaal rijk op zijn kop. Ik denk dat daardoor veel verwarring ontstond over wat het betekende om Frans of Nederlands te zijn en welke migranten een uitkering verdienden. De nationale identiteit had een nieuwe impuls nodig.’
Wat vertelt je onderzoek ons over immigratie van nu?
‘Er is veel bezorgdheid in academische kringen en in de maatschappij over het effect van immigratie op de welvaartsstaat. Het idee overheerst dat immigratie automatisch leidt tot culturele en raciale diversiteit en dat de bereidheid van burgers om welvaart te delen, vermindert. Mijn onderzoek toont aan dat diversiteit eerder voortvloeit uit onze eigen ideeën over wie op ons ‘lijkt’ en wie niet. Bovendien kan dat beeld veranderen, het is gevoelig voor beïnvloeding door politieke, culturele en sociale actoren. Immigratie kan een effect hebben op een welvaartsstaat. Maar dat komt dan vooral door krachtige inspanningen van spelers in de welvaartsstaat om de nationale identiteit te bewaken. Met andere woorden, het effect komt voort uit een proces waarin we elkaar voortdurend vertellen wie erbij hoort en wie niet.’
Emily Anne Wolff verdedigt haar proefschrift op dinsdag 18 juni.