Van kennis tot kleding: zo maakte Leiden deel uit van het koloniale en slavernijverleden
Slaafgemaakten in de bediening zetten, bestuurder worden van de West-Indische Compagnie of uniformen maken voor het koloniale leger. Ook vele Leidenaren speelden op hun manier een rol in het koloniale en slavernijverleden. Historici doen vooronderzoek en vinden opvallende voorbeelden.
‘Bijna iedere dag vinden we wel een interessant spoor in het archief dat nader onderzoek verdient’, zegt historicus Sjoerd Ramackers als hij terugblikt op de eerste maanden van het vooronderzoek. Zijn onderzoek bevindt zich op het snijvlak van de stad en de universiteit. Historicus Emma Sow onderzoekt de rol van de stad Leiden. Hoogleraar Ariadne Schmidt is een van de twee onderzoeksleiders, zie kader.
Het vooronderzoek is eind 2023 van start gegaan en duurt een jaar. Naast de genoemde onderzoekers bestaat het team uit historicus Ligia Giay, die specifiek de rol van de universiteit onderzoekt, en onderzoeksleider Alicia Schrikker. Lees meer over hun aanpak in ‘De universiteit heeft veel wortels in het koloniale verleden, hoe diep en verspreid zijn die?’ Het team wordt geadviseerd door een expertgroep.
Spoor in het dooparchief
Onlangs onderzocht Ramackers in de dooparchieven van de Leidse Vrouwekerk het verhaal van een slaafgemaakte vrouw uit Suriname die in Leiden als bediende werkte. Haar oorspronkelijke naam is niet bekend. In het dooparchief wordt de vrouw ‘La Négresse’ genoemd. Ze mocht, zo blijkt uit het archiefstuk, niet publiekelijk in de kerk worden gedoopt. Bij haar doop in 1768 kreeg ze de naam Susanna van Cormantin. Haar achternaam verwijst naar het fort in het huidige Ghana waar onder andere de slavenhandel van de West-Indische Compagnie (WIC) plaatsvond. Ramackers vond in het stadsarchief ook haar testament. Hierin staat dat Susanna van Cormantin haar bescheiden bezit naliet aan haar Leidse bazin en dat ze nog één laatste wens had: dat haar zus Hester, die nog gedwongen werkte op een Surinaamse plantage, vrijgemaakt werd. ‘Het is onbekend of dat gebeurd is’, zegt hij.
Stad en universiteit
En zo stuiten de historici op tal van dit soort verhalen. Ze onderzoeken onder andere in het archief van Erfgoed Leiden en Omstreken welke instellingen direct en indirect banden hadden met de koloniën en/of te linken zijn aan slavernij. Onlangs publiceerden ze in een weblog hun eerste bevindingen. Sow licht toe: ‘Leiden was geen echte havenstad, maar de stad en de Leidenaren hadden wel degelijk een aandeel in de koloniale en slavernijgeschiedenis. De gids Sporen van de slavernij in Leiden (2017) van Gert Oostindie en Karwan Fatah-Black biedt diverse aanknopingspunten die wij nu verder oppakken.’
Schmidt merkt op: ‘Door dit vooronderzoek zien we nu al dat de stad en de universiteit in hun betrokkenheid bij kolonialisme en slavernij sterk met elkaar verweven waren. Er is wel informatie, maar die is enorm verspreid. We identificeren nu wat interessante lijnen zijn om verder uit te zoeken.’ Ramackers: ‘Het aparte is dat er in het archief heel veel te vinden is, maar dat er tot nu toe weinig onderzoek naar gedaan is.’ Schmidt: ‘Als je met de juiste bril gaat zoeken, vind je inderdaad heel veel.'
In gesprek met Leidenaren
De historici voeren ook gesprekken met vele Leidenaren hoe zij over dit verleden denken. Die gesprekken vinden plaats op uiteenlopende plekken zoals buurthuizen en musea. Sow: ‘Dit project is zeker niet alleen een universitair project, we willen juist diverse Leidenaren erbij betrekken. Zo spraken we Leidenaren die nadrukkelijk met een hedendaagse maatschappelijke blik naar dit verleden kijken, waaronder Janice Deul en Jacintha Groen die de jaarlijkse Keti Koti-herdenking organiseert.’ Daarnaast spraken ze ook met historici van buiten de universiteit zoals Cor Smit en Peter de Leeuw en conservatoren van musea. En ze gaan het gesprek aan met Leidenaren die in eerste instantie meer afstand tot het onderwerp ervaren.
Persoonlijke zoektocht
De reacties zijn, zo merkt het team, heel verschillend. Ramackers: ‘Het viel mij op dat Leidenaren met bijvoorbeeld een Surinaamse achtergrond vaak bezig zijn met een persoonlijke zoektocht naar hun gemeenschap. De Afro-Nederlandse gemeenschap in Leiden is relatief klein in vergelijking met grote steden. Deze Leidenaren willen vaak weten: in hoeverre waren hier vroeger ook al mensen van kleur en wat waren hun kansen?’
Schmidt beaamt dat: ‘Voor mensen met een migratieachtergrond is het koloniale en slavernijverleden dikwijls een groter maatschappelijk vraagstuk. Ze willen antwoord op de vraag: is de Leidse geschiedenis ook mijn geschiedenis? Aandacht voor de doorwerking van het verleden in het heden is voor iedereen van belang. Ook andere Leidenaren worden nieuwsgieriger naar dit verleden als ze horen welke rol stadsgenoten destijds hadden.’
Besturen van VOC en WIC
Zo leverde het Leidse stadsbestuur bewindhebbers van de VOC en de WIC. De in 1621 opgerichte WIC kocht mensen in West-Afrika en vervoerde naar schatting 300.000 slaafgemaakten naar Noord- en Zuid-Amerika. Leiden investeerde dusdanig veel in deze compagnie dat de stad de eerste twintig jaar twee bewindhebbers mocht leveren. Die stadsbestuurders waren contactpersonen voor handelaren die zaken wilden doen met de WIC.
Opleiding voor ambtenaren
Sow wijst op het bestaan van de Gemeentelijke instelling tot opleiding van Oost-Indische ambtenaren. Dit instituut leidde tussen 1877 en 1891 ambtenaren op die werden uitgezonden naar dit gekoloniseerde gebied. In de handelingen van de Leidse gemeenteraad las ze hoe Leiden als stad van kennis deze opleiding naar zich toe probeerde te trekken. Ook de universiteit startte in 1902 een opleiding om ambtenaren voor te bereiden op hun werk in de koloniën.
Van koffie tot verf
De historici doen niet alleen onderzoek naar de bestuurlijke en universitaire kant. Schmidt: ‘Men associeert dit onderzoek vaak met de rol van burgemeesters, wetenschappers en rijke handelaren. Maar wij zijn ook benieuwd naar de “gewone” Leidenaren zoals bakkers en verkopers. Koloniale producten als koffie en thee genereerden hier veel werkgelegenheid omdat Leidenaren deze producten op straat gingen verkopen.' Zelfs in de schilderkunst was er een link: Leidse schilders maakten dankbaar gebruik van de import van verfstoffen uit gekolonialiseerde gebieden en schilderden meestal mensen van kleur in een onderdanige rol, aldus Ramackers.
Rol lakenindustrie
Ook de Leidse lakenindustrie speelde op diverse manieren een rol. De textielindustrie importeerde eveneens verfstoffen en verhandelde lakens met de koloniën. Sow noemt een ander concreet voorbeeld: ‘Honderden textielarbeiders konden in de periode 1839-1905 een zakcentje bijverdienen door uniformen en kledingstukken te maken voor het koloniale leger in Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao.’ Schmidt constateert: ‘De identiteit van Leiden - een stad van onderwijs en de lakenindustrie - blijkt heel bepalend voor de betrokkenheid bij de koloniale en slavernijgeschiedenis. In oktober dit jaar ronden we het vooronderzoek af en gaan we zeker aanbevelingen doen voor nader onderzoek.’
Tekst: Linda van Putten
Foto's: Danique ter Horst