‘Ze vinden me soms te licht, soms te elitair’
Cornald Maas kon in Leiden ‘pionieren’. De als neerlandicus afgestudeerde presentator, programma¬maker en publicist combineerde een actief studentenleven met hard studeren.
Vrienden zongen Cornald Maas uitbundig toe, toen hij in 1986 zijn masterstudie in de Taal- en Letterkunde cum laude had afgerond. Bij Maas geen gevecht tegen de tranen. Hij dacht: ‘Tja, en bijna al deze mensen ga ik dus nooit meer terugzien.’ Aan zijn liefde voor de stad, de academische cultuur en zijn vrienden had het niet gelegen, maar Maas stond al met één been in zijn leven als journalist in Amsterdam, en het wilde er bij hem niet in dat hij nu al terugkeek op de mooiste tijd van zijn leven. ‘Ik besefte altijd al dat mijn mooie Leidse tijd van korte duur zou zijn. Ook later in mijn leven ben ik nooit overmand door melancholie op zo’n kruispunt.’
Studentenbaan
Dat zijn zomerse afstudeerfeest in de tuin van het Leids Universiteits Fonds werd gevierd, was niet toevallig. Maas had er een studentenbaan als voorlichter, als eindpunt van een welhaast oneindige lijst van Leidse activiteiten. ‘Ik leef intens en krijg daar energie van’, verklaart hij schouderophalend. ‘Maar mijn studie heeft er nooit onder geleden hoor. Ik haalde alle tentamens in één keer, leerde oud-gotisch en verdiepte me in Plato.’
Zestig boeken
Het aanpakken zat er al vroeg in. Maas zag in 1962 het levenslicht in Bergen op Zoom. Zijn vader, eigenaar van een transportbedrijf, en moeder, ‘die administratieve baantjes aaneenreeg’, stimuleerden de jonge Cornald om zich in de volle breedte te ontwikkelen.
‘Ik legde al snel een bibliotheek aan, met in iedere nieuwe aanwinst een ex-libris “Bibliotheek C. Maas”. Ik was gek op levensgeschiedenissen, Louis Couperus is nog steeds mijn literaire held.’ Het vuur voor de taal zou definitief worden ontstoken door pater Van Vught, zijn leraar Nederlands op het Rooms Katholiek Gymnasium Juvenaat Heilig Hart. ‘Als hij een toets gaf, kreeg je een week van tevoren de vragen, en liet hij ons zelf het cijfer bepalen. Zei hij tegen mijn klasgenoten: “jouw score ligt ergens tussen een 6 en een 8. Geef jezelf maar een cijfer.” En dat moest je dan weer toelichten.’ Zo stimuleerde hij het zelfstandig denken. De eindlijst met zestig boektitels bleek voor Maas geen enkel probleem, en de keuze voor een studie Nederlands was snel gemaakt.
Driehoog achter in de Vinkenstraat
Als zevenjarige droomde hij al van een postadres in Amsterdam, maar de studentenstad van Cornald Maas zou in 1980 een maatje kleiner uitvallen. ‘In Amsterdam zou ik zijn verdwaald. Ik kende Leiden van een Tienertoer, en vond het er wel groot genoeg. De maat der dingen in deze stad nodigt je uit om actief te worden, je talenten te ontwikkelen en verbinding te zoeken.’ Zijn kamerleven begon bij mevrouw Maandag, driehoog achter in de Vinkenstraat (‘Ik mocht er één keer per week douchen’). Het verblijf was van korte duur, net als zijn lidmaatschap van Quintus, bij gemengd dispuut Tangram. ‘Ik kon m’n draai daar niet vinden; het was het net niet. Ik had op dat moment de bekende vooroordelen over Minerva, over de mores en het gebral. Maar ik ontmoette in mijn eerste jaar leuke Minervanen. Samen met een dispuutsgenoot heb ik toen de overstap gemaakt, onder het motto: laten we dan maar voor het échte werk gaan!’
Lees het volledige interview op pagina’s 14 tot en met 17 in alumnimagazine Leidraad.
Tekst: Fred Hermsen
Foto: Frank Ruiter