Interview met plaatsvervangend minister Van Leeuwen: van jurist, diplomaat naar politicus
In de laatste week van zijn invalministerschap maakte alumnus en demissionair minister van Handel en Ontwikkelingssamenwerking Geoffrey van Leeuwen tijd vrij om een gastcollege te geven bij zijn ‘alma mater’, de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. De perfecte gelegenheid voor een flitsinterview.
Welke specialisatie heeft u gedaan en waarom in Leiden?
‘Ik heb mijn doctoraal in het civielrecht behaald. Ik heb gekozen om rechten te studeren vanwege de breedte van de studie. De keuze voor Leiden was eerlijk gezegd geen keuze, want mijn twee broers zaten al hier in Leiden.’
Hoe heeft de periode in Leiden u gevormd en bijgedragen aan uw huidige kennis van zaken?
'Ik denk dat vooral de tijdgeest, begin jaren ’90, veel impact heeft gehad op mij. Het was de tijd van Operatie Desert Storm, de aanval van de geallieerden om de Iraakse dictator Saddam Hoessein uit Koeweit te verjagen. We zaten in die tijd met het hele huis gekluisterd aan de buis en zagen hoe de CNN-correspondent letterlijk verslag deed te midden van de oorlog. En hoe de geallieerden uiteindelijk succes hadden met Desert Storm. Ook was 1991 het laatste jaar van de supermacht Sovjet Unie. De Berlijnse muur viel en Oekraïne gaf het communistische wereldrijk het laatste zetje door zichzelf onafhankelijk te verklaren. Hier werd mijn optimistische en positieve wereldbeeld gevormd; het onmogelijke werd mogelijk en er brak een lange periode van vrede en voorspoed aan. Maar zoals Machiavelli ooit zei: ‘Het is een veelvoorkomende fout van de mens: bij goed weer geen rekening houden met storm.’ Zie de huidige roerige situatie… Mijn interesse voor de internationale politiek is overduidelijk in die tijd aangewakkerd.’
‘Alle kanten van een zaak bekijken voordat je een conclusie trekt: belangrijk voor een jurist, diplomaat én politicus!’
Past u de kennis uit uw studie nog toe in uw huidig werk als (demissionair) minister?
‘Jazeker! Ik doe dan weliswaar geen juridisch-inhoudelijk werk, maar het juridisch redeneren is iets waar ik heel erg veel baat bij heb. Mijn absoluut favoriete vak was het ‘Inleiding recht’ van professor Franken. Eén specifiek citaat van de heer Franken, bij wie ik ook student-assistent mocht zijn, is me altijd bijgebleven. “It ain’t necessarily so.” Hiermee bedoelde hij dat je niet te snel als jurist tot een conclusie moet komen. Alle kanten van een zaak dienen eerst te worden bekeken. Dat is voor een jurist van belang, maar ook, of vooral, als diplomaat en politicus!’
U bent vrijwel direct de diplomatieke dienst in gegaan. Was dit altijd al uw droom?
‘Ik dacht heel lang dat ik advocaat zou worden. Het pleiten vond ik leuk en ik deed met veel plezier mee aan de moot court. Ik had echt het gevoel dat ik heel grondig en goed werd voorbereid voor het vak van jurist. In mijn laatste jaar wilde ik toch wat verder kijken. Ik zou een masterclass gaan doen bij een advocatenkantoor... Maar toen realiseerde me dat ik liever de wijde wereld in wilde trekken en internationaler en breder wilde werken. Vandaar mijn keuze om nog een master internationale betrekkingen te doen aan Cambridge University. Dat ik na jaren diplomaat geweest te zijn, waaronder het ambassadeurschap in Kabul, nu (inval)minister ben geworden is op zich geen vreemde stap. Ik ben hiervoor al jaren raadsadviseur Buitenlandse Zaken en Defensie in het kabinet van de minister-president geweest, en ben daarom heel goed thuis in de complexe maatschappelijke vraagstukken waar ik me in deze functie mee bezig houd.’
Wat maakt een goed diplomaat en goed minister volgens u?
‘Er is minstens één belangrijke parallel te trekken tussen een goed diplomaat, raadsadviseur en minister: datgene wat ik al eerder noemde, namelijk ten alle tijde alle aspecten, belangen en perspectieven belichten, afwegen en meenemen alvorens tot een besluit of conclusie te komen.’
Wat is uw grootste uitdaging als minister?
‘Het iedereen moeten voorbereiden op een zeer onprettige en instabiele wereld. Niet dat een zogenaamde doomsday nadert en ik wil ook niet te alarmerend overkomen, maar Nederland zal zich wellicht moeten herpositioneren en aanpassen.’
U geeft vandaag (8 april) een gastcollege, dat toont nog betrokkenheid met uw alma mater. Vindt u dat wij genoeg doen om u als alumnus te informeren en te betrekken?
‘Ik ontvang nog steeds, na al die jaren, Leidraad [red: het alumni-blad van Universiteit Leiden] thuis en ik lees het altijd! Ik ben heel erg trots op het feit dat ik hier heb gestudeerd. Leiden geniet echt een internationale reputatie; ik kan overal ter wereld over Leiden praten. Voor mijn gevoel is Leiden één van de topuniversiteiten. Ook de oprichting en ontwikkeling van de Haagse campus is een geweldig goede stap geweest. Op de internationale school van mijn dochter werd deze campus geroemd. Dit gastcollege is wel het eerste actieve dat ik doe als alumnus… Maar ik ben zeker bereid meer te doen als ik gevraagd word. Mijn tip is dan ook: durf te vragen!’
Tot slot, om u als persoon beter te leren kennen: wat is uw guilty pleasure?
‘Ik geloof niet dat ik een guilty pleasure heb… Ik heb eigenlijk meer openlijk last van een algemene vraatzucht. Door deze baan, met al dat reizen en onregelmatige (werk)tijden, ben ik de hele tijd 5 tot 6 kilo’s aan het jojo-en in mijn gewicht.’