De langverwachte VN Summit of the Future is voorbij - wat heeft het opgeleverd?
Velen zagen de VN Summit of the Future als hét moment van de waarheid voor de Verenigde Naties en hun toekomstplannen voor de wereld. Joris Larik, universitair docent internationaal en EU recht, duidt de resultaten.
Oorlog, ongelijkheid, armoede, klimaatverandering: de wereld kampt met grote thema’s die vragen om goede mondiale samenwerking en afspraken. De ogen van de internationale gemeenschap zijn sterk gericht op de VN om het voortouw te nemen en positieve veranderingen teweeg te brengen. Maar lukt dat de VN ook? Zondag 22 september en maandag 23 september vormden een belangrijke lakmoesproef: op die dagen vond in New York de UN Summit of the Future plaats.
Joris Larik is gespecialiseerd op het recht van de externe betrekkingen van de EU en mondiaal bestuur. Ook is hij mede-oprichter van het Global Governance Innovation Network (GGIN). Samen met onderzoekers van de Amerikaanse denktank Stimson Center schreef hij een rapport en beleidsaanbevelingen rondom de top.
Dag Joris, wat maakt de Summit of the Future bijzonder?
‘Deze Summit of the Future vormde het hoogtepunt van een proces dat al vier jaar loopt; een moment van de waarheid voor de Verenigde Naties en het mondiaal bestuur. Dat proces begon in 2020 met de VN 75 jaar-verklaring, gevolgd een jaar later door het ‘Our Common Agenda’ rapport, waarin secretaris-generaal António Guterres veel concrete voorstellen deed om de wereld beter te maken op zo’n beetje alle gebieden: van veiligheid tot technologie, van milieu tot mensenrechten. Een gedurfde stap. De Summit of the Future van dit jaar moest het plan produceren waarin die voorstellen door de 193 lidstaten van de VN verder worden uitgewerkt, een soort routekaart voor de toekomst voor de internationale gemeenschap - het zogeheten Pact for the Future. Let wel, het draait hier om een politiek document en niet om een internationaal verdrag.’
Samen met andere onderzoekers deed je aanbevelingen voor dat Pact for the Future. Jullie pleiten onder meer voor een nauwere samenwerking tussen de VN en de G20. Waarom?
‘Bij het Global Governance Innovation Network zoeken we naar hervormingsvoorstellen en ideeën voor wereldbestuur die ambitieus, maar tegelijkertijd realistisch zijn. We pleiten inderdaad onder meer voor een directere samenwerking tussen de G20 en de VN, bijvoorbeeld een bijeenkomst gedurende ‘high-level week’, dus in de week dat staatshoofden en regeringsleiders de algemene vergadering van de VN toespreken in New York. Om sneller afspraken te maken en zaken te kunnen coördineren tussen de G20, de algemene vergadering, de secretaris-generaal en ook directeuren van belangrijke instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank.’
‘Behalve efficiëntie draait het hier ook om legitimiteit. De is G20 een forum dat meer dan 85% van het mondiale bbp vertegenwoordigt en op sommige momenten een belangrijke rol speelt bij mondiaal crisismanagement. Bijvoorbeeld bij het bedwingen van de financiële crisis in 2008 en 2009. Ze nemen dan belangrijke beslissingen die hun weerslag hebben op de hele wereld. Aan de andere kant zijn er veel landen en regio’s die niet vertegenwoordigd zijn in de G20. Er zit hier wel beweging in. Afgelopen jaar is de Afrikaanse Unie (AU) toegetreden tot de G20, als tweede regionale club naar de EU. Wij stellen voor van dit momentum gebruik te maken en bepleiten daarom ook hechtere samenwerking tussen de G20 en de VN, waar alle landen van de wereld vertegenwoordigd zijn.’
Ook adviseren jullie om de ‘speciale trekkingsrechten’ (‘special drawing rights’; SDR’s), een soort internationale geldreserve van het IMF, beschikbaar te stellen aan landen in het mondiale zuiden.
‘Ja, de wereld loopt duidelijk achter op schema om de VN-duurzame ontwikkelingsdoelen van 2030 te halen. Om duurzame projecten op te starten en collectieve goederen te waarborgen, hebben landen in het mondiale zuiden meer geld nodig. De toewijzing van deze special drawing rights kan daarbij helpen. Het is echter een controversiële stap. Het aantal SDR’s bepaalt namelijk in vele gevallen het aantal stemmen per land in besluitvormingsprocessen binnen het IMF. Als landen van het mondiale zuiden nu toegang krijgen tot aanzienlijk meer SDR’s, dan krijgen ze ook groter gewicht in stemmingen. Niet alle landen uit het globale noorden staan daar positief tegenover.’
‘De eindfase van de top werd nog een heuse diplomatieke showdown'.
Wat zijn de belangrijkste resultaten van de top?
‘De eindfase werd nog een heuse diplomatieke showdown. Kort voordat het veelbesproken toekomstpact zou worden aangenomen, diende Rusland op het laatste moment een amendement in dat door velen werd gezien als een ‘poison pill’, een poging om het proces te laten ontsporen.
Door een slimme procedurele zet werd het pact alsnog gered. De Republiek Congo stelde een ‘motion for no action’ voor, wil zeggen een motie om gewoon door te gaan en de Russische ‘poison pill’ links te laten liggen. Deze motie werd met een zeer grote meerderheid aangenomen. Kort daarna namen de lidstaten het pact per acclamatie aan.
Ondanks getemperde verwachtingen is het Pact for the Future in de uiteindelijke versie een vrij gedetailleerd document geworden van zo’n 40 bladzijden met in totaal 51 actiepunten. Gelukkig staat het voorstel van een tweejaarlijkse mondiale top over economische en financiële vraagstukken expliciet in het pact. Ook besteedt de tekst veel aandacht aan de hervorming van het mondiaal financieel-economisch stelsel, inclusief het bestrijden van het financieringstekort omtrent het bereiken van de SDG’s en een grotere rol van ontwikkelingsbanken. Verder komt de hervorming van de VN-veiligheidsraad duidelijk naar voren, nu met meer urgentie om bijvoorbeeld Afrikaanse landen beter te vertegenwoordigen.
Het Pact for the Future vormt een nieuw hoofdstuk in het mondiaal bestuur. En het laatste woord over de verschillende actiepunten uit het pact is nog niet gezegd. Verschillende zogenaamde ‘ImPact coalitions’ – een goed voorbeeld van ‘multistakeholder’ samenwerking – willen de komende jaren de verwezenlijking van hun respectievelijke prioriteiten aanjagen. De uitdagingen blijven enorm, maar het routeplan en het momentum zijn er.’
Tekst: Jan Joost Aten
Bannerfoto: UN Photo/Loey Felipe
Onderzoeker Ann Skelton sprak op de top over kinderrechten
De Leidse hoogleraar Kinderrechten Ann Skelton nam actief deel aan deze VN-top. Het was goed, zo zegt ze vanuit New York, dat een deel van het programma gewijd was aan kinderen en jongeren. Maar als voorzitter van het VN-Comité voor de Rechten van het Kind had ze graag meer expliciete taal over kinderrechten willen zien in het Pact for the Future. ‘Over het algemeen is dit document zwak ten aanzien van mensenrechten en kinderrechten. Veel staten verzetten zich tegen het opnemen van taal die rechten en plichten weergeeft.’ Ook het onderwerp klimaatverandering is volgens haar te voorzichtig geformuleerd. Het pact verwijst nu naar bedreigingen voor jongeren 'om te genieten van hun mensenrechten en een schoon, gezond en duurzaam milieu'. Dit komt niet overeen, aldus Skelton, met General Comment 26 in het VN- Kinderrechtenverdrag dat kinderen recht hebben een schoon, gezond en duurzaam milieu.
Joachim Koops besprak op de top bescherming van burgerrechten in conflictgebieden
Hoogleraar Veiligheidsstudies Joachim Koops was ook deelnemer van de VN-top als ‘vertegenwoordiger van het maatschappelijke middenveld’ en als academisch expert. Veel werk gebeurt voorafgaand aan de top, benadrukt hij. ‘Ik deed suggesties voor bepalingen over internationale vrede en veiligheid voor het Pact for the Future.’ Tijdens de top sprak hij in overleggen over het versterken van vredeshandhaving en een betere bescherming van burgers in conflictgebieden. Koops' voorstellen waren gebaseerd op zijn eerdere bijdrage voor het project Protection of Civilians in UN Peace Operations en zijn huidige onderzoek naar de toekomst van vredeshandhaving door de VN. ‘Ik heb hier in New York onder andere gepleit voor meer financiële steun en troepenbijdragen, met name van de Europese landen. Ook riep ik op tot een brede coalitie van de VN met regionale en maatschappelijke organisaties om vredeshandhaving en vredesopbouw beter mogelijk te maken.’