NWO-beurs voor onderzoek naar Aramese inscripties: ‘Palmyra is meer dan opgeblazen graftombes’
Tweeduizend jaar geleden kwam het Midden-Oosten klem te zitten tussen de opkomst van het Romeinse Rijk in het westen en het Parthische Rijk in het oosten. Promovendus Nolke Tasma ontvangt een NWO-beurs om uit te zoeken hoe de lokale bewoners deze veranderingen hebben ervaren.
Bij eerder onderzoek naar de ontwikkelingen in het Midden-Oosten stond vaak het Romeinse perspectief centraal. Romeinse geschiedschrijvers zagen het gebied vooral als de periferie van hun rijk, waar ze regelmatig slaags raakten met de Parthen.
Tasma denkt daaraan iets te kunnen toevoegen. ‘In het hele Midden-Oosten werd in die tijd een vorm van Aramees gesproken’, vertelt hij. ‘Als je naar bronnen in die lingua franca gaat kijken, heb je ineens een intern perspectief op de ontwikkelingen in die tijd.’ Inscripties uit steden als Palmyra, Hatra en Edessa in het noorden, maar ook regio’s als Mesene en Elymaïs in het zuiden, laten zien hoe men zichzelf wilde presenteren aan de omgeving en het nageslacht. Deze teksten gaan met name over funeraire tradities, het religieuze leven van die tijd, en over de sociale structuren waarin men zich begaf. Een analyse van die teksten biedt dus veel meer informatie over de echte levens van deze mensen tussen het Romeinse en Parthische Rijk dan het historische materiaal kan geven. Door die Aramese inscripties uit het hele gebied te bestuderen, hoopt Tasma te traceren hoe de geopolitieke gebeurtenissen van die tijd invloed hadden op het lokale leven in het Midden-Oosten.
Palmyra
Een van de steden die centraal zal komen te staan, is Palmyra in het huidige Syrië. ‘Die stad heeft een bloeiperiode gehad aan het begin van onze jaartelling. Een groot aandeel van de circa vierduizend inscripties die ik zal bestuderen komen uit deze stad’, licht Tasma toe. ‘Die zijn al wel eerder bestudeerd, maar nog nooit in samenhang met al het overige materiaal uit het grensgebied. De verschillende vormen van invloed van buitenaf in Palmyra laten zien waarmee men zich identificeerde, en hoe men wilde worden gezien. Edelen uit Palmyra en Edessa verzamelden graag Iraanse titels, en men gebruikte ook vaak Griekse of Latijnse termen voor lokale instituties. Dit betekent echter niet dat die titels en instituties dan ook daadwerkelijk Grieks, Romeins, of Iraans zijn. In het project staat de complexe realiteit achter deze terminologie centraal – oriënteerde men zich op Rome, op Parthië, of toch vooral lokaal? En wat voor factoren hadden invloed op de manier waarop een Palmyreen of een Hatreen zich presenteerde in het publieke leven, en hoe verschilde dat per regio?
Meer dan ruïnes alleen
Uiteindelijk wil Tasma een database opleveren die het makkelijker maakt om dergelijke vragen te beantwoorden, ook na de afronding van het project. Daardoor zal de data uit het project bewaard blijven voor verder onderzoek. ‘Een groot deel van het gebied dat ik onderzoek, is natuurlijk de afgelopen jaren een oorlogsgebied geweest’, vertelt hij. ‘Een stad als Palmyra is het afgelopen decennium vooral in het nieuws geweest vanwege de verschrikkingen die er hebben plaatsgevonden. Ik vind het belangrijk om het verhaal te vertellen van de mensen, die het erfgoed, dat nu ten dele verwoest is, hebben gemaakt, zodat het niet alleen meer gaat over de vernietiging van bijvoorbeeld de Palmyreense graftorens in 2015, maar ook over het belang ervan voor degenen die ze hebben gemaakt en gebruikt. Het is fijn dat de NWO daar geld beschikbaar voor heeft gesteld.’
Met de NWO-beurs zal Nolke Tasma de komende vier jaar aan het project, getiteld Aramese Epigrafie in het Romeinse Nabije Oosten en het Parthische Gemenebest: de imperiale elite en de lokale werkelijkheid, kunnen werken. Hij zal worden begeleid door dr. Margaretha Folmer en prof.dr. Ab de Jong, en onderdeel uitmaken van de vakgroep Hebreeuws en Aramees.