Voorlopig laatste Research Traineeship sluit af: ‘Komen terug zodra we kunnen’
De houding van Amsterdam ten opzichte van sekswerk, beleefdheid in oude Arabische brieven en malaria in de middeleeuwen: ook dit jaar vormden de onderwerpen van het Research Traineeship een bonte verzameling. Vrijdag 30 augustus sloten de trainees de voorlopig laatste editie af.
Het Traineeship is bedoeld om studenten laagdrempelig kennis te laten maken met een carrière als onderzoeker. Gedurende een semester werken ze betaald mee aan een onderzoek van hun begeleiders. Ook dit jaar leverde dat weer een flinke oogst op, van bijna voltooide artikelen tot presentaties op congressen en zelfs een binnengesleepte beurs om verder onderzoek te doen.
‘Er is nooit een tentoonstelling geweest over artistieke interventies in de infrastructuur, omdat het lastig is zulke locatiegebonden werken samen te brengen’, legt Inaya Basu uit, die samen met Rebecca Billi onderzoek deed naar infrastructuur en kunst. ‘Met ons vervolgvoorstel willen we uitzoeken hoe we zo’n situatie kunnen aanpakken.’
Herstarten zodra het kan
‘Het Research Traineeship is een van de projecten die met weinig investering veel oplevert,’ zegt Job Weststrate, die als beleidsmedewerker de afgelopen jaren verantwoordelijk was voor de financiën van het project. ‘Van de eerste twintig trainees die in 2016 meededen, hebben er acht een promotieplek gekregen. Drie van hen zijn zelfs al gepromoveerd.’
Toch is om financiële redenen besloten het Traineeship volgend jaar niet opnieuw van start te laten gaan. ‘Ik denk dat we allemaal begrijpen dat het salaris van universitair personeel op dit moment zwaarder weegt,’ zegt Weststrate, ‘maar weet dat we het project zodra het kan willen herstarten.’
Universitair hoofddocent Rens Tacoma, die vier keer als begeleider deelnam aan het project, sluit zich daarbij aan. ‘Collega’s van andere universiteiten hebben altijd met lichte jaloezie gekeken naar dit project. Ik snap dat het nu even op de plank gaat, maar hoop dat het daar ook zo snel mogelijk weer vanaf kan.’