Herta Mohr: koppige wetenschapster in een mannenwereld
Als twaalfjarig meisje raakte Nicky van de Beek geïntrigeerd door de graftomben in het Egyptische Sakkara. Inmiddels promoveert ze erop, net als een andere Leidse Egyptologe decennia eerder. Herta Mohr beet zich tijdens de Tweede Wereldoorlog vast in haar onderzoek. Nu is ze de naamgeefster van het eerste Leidse gebouw met een vrouwennaam.
‘Toen ik tijdens een van mijn colleges het Rijksmuseum van Oudheden bezocht, zei mijn docent René van Walsem dat een van de graftomben die daar stond eigenlijk nog niet goed was onderzocht’, vertelt Van de Beek. ‘Er zou maar één boekje over zijn. Ik ben dat toen gaan opzoeken voor mijn masterscriptie.’
In de Leidse NINO-bibliotheek treft ze inderdaad een exemplaar aan, geschreven door ene Herta Mohr in de jaren veertig. ‘Het viel me meteen op dat het erg dun was. De tekeningetjes waren heel kriebelig, de grote uitvouwplaten met tekeningen van het graf ontbraken.’ Tegelijkertijd getuigt het onderzoek van grondigheid en voor die tijd moderne technieken, zoals de inzet van fotografie.
Passie volgen
Het contrast fascineert Van de Beek. Wie was de Herta die in oorlogstijd deze publicatie voltooide? ‘Ze bleek uit een gegoede artsenfamilie uit Wenen te komen’, vertelt ze. ‘Zelf is ze daar ook begonnen aan een studie geneeskunde, maar ze is al snel overgestapt op Egyptologie, wat destijds een soort Afrikastudies was. Ze volgde colleges Afrikaanse talen, filosofie en oud-Egyptisch. Voor een vrouw in de jaren dertig is het opvallend dat ze zo haar eigen interesses volgde.’
Waarschijnlijk is het tijdens een van deze colleges dat ze in een Weens museum in aanraking komt met een zogeheten mastaba-tombe. Van de Beek: ‘Ik ben nog veel aan het uitzoeken, maar het moet bijna wel dat zij, net als ik, door een docent is meegenomen naar het museum om te zien wat daar beschikbaar was.’
Mohr schrijft over haar bevindingen en spreekt er onder meer over op een congres in België, ook destijds al ongebruikelijk voor een student. ‘Op deze foto van een congres zie je vrijwel alleen mannen, van wie er een paar hun echtgenote hebben meegenomen’, zegt Van de Beek. ‘Herta staat er als een van de weinige vrouwelijke wetenschappers tussen. Ze heeft echt haar positie veroverd in een mannenwereld.’
Steeds weer verdreven
Terwijl Mohrs academische ster rijzende is, wordt haar eigen positie in Oostenrijk steeds nijpender. In 1938 verwisselt ze haar vaderland voor Leiden. ‘Ze wordt hier katholiek en schrijft zich in bij de katholieke vereniging Augustinus’, vertelt Van de Beek. ‘We weten niet of dat uit overtuiging of uit lijfsbehoud was.’ Het lukt Mohr in elk geval om haar onderzoek naar de graftombe voort te zetten, tot Duitsland in 1940 ook Nederland binnenvalt.
Mohr wordt als geboren Joodse gedwongen Leiden te verlaten. In Bilthoven en Eindhoven zet ze haar werk zo goed en zo kwaad als het gaat voort. ‘Je ziet in brieven dat ze daar heel koppig in was’, vertelt Van de Beek. ‘Ze probeert de boeken uit de NINO-bibliotheek die ze nodig heeft voor haar eigen onderzoek naar Eindhoven te krijgen, ze legt contacten met iemand die misschien foto’s kan maken van het graf en ze probeert lezingen te organiseren, al mag ze die zelf niet meer bijwonen. Ze wist wat ze wilde en het lukte haar vaak om dat te krijgen. Ze schrijft zelfs dat ze blij is dat ze in Nederland is gebleven om haar boek af te maken. Dat is heel schrijnend, gezien haar einde.’
Ondanks alles trots
In augustus 1942 wordt Mohr opgepakt en naar Westerbork gebracht. ‘Daar heeft ze onder meer als vertaalster gewerkt’, vertelt Van de Beek. ‘Ze sprak natuurlijk vloeiend Duits, Frans, Engels en Nederlands.’ Af en toe stuurt Mohr ook een kaart vanuit het kamp. ‘In een van haar kaarten schrijft ze dat haar vrienden haar boek hebben uitgegeven. Ze wist dus wel dat het is uitgekomen en was daar trots op, al had ze door de oorlog wat concessies moeten doen aan het uiterlijk van het boek.’
In januari 1944 gaat Mohr op transport naar Auschwitz om een jaar later vanwege de oprukkende Russische strijdkrachten naar Bergen-Belsen te worden doorgestuurd. Daar overlijdt ze kort voor de bevrijding in de lente van 1945, dertig jaar oud. Van de Beek: ‘Het is mooi dat er, mede dankzij de campagne van Carolien van Zoest, nu een gebouw naar haar is vernoemd dat herinnert aan haar bijzondere prestaties.’