Koloniale tentoonstelling op wielen: de 3 October-optocht van 1931
Wie denkt aan Leiden, denkt al snel aan de jaarlijkse 3 Octoberviering. Gekleed in het rood en wit vieren Leidenaren de bevrijding van de Spaanse belegering in 1574. Een hoogtepunt van de jaarlijkse viering is de optocht van praalwagens die door de straten van Leiden trekt. In deze blog kijken we terug naar de optocht van 1931, toen tienduizenden bezoekers naar de stad trokken om indrukwekkende taferelen uit de Nederlandse koloniën te bekijken.
Geschreven door Emma Sow
Een papieren draak, praalwagens die thee-, bananen-, en koffieplantages voorstelden, zijn maar een paar voorbeelden van wat er die dag te zien was. Aan dit verhaal zit echter een schaduwkant die ongelijkheden toont tussen Nederland en zijn voormalige koloniën.
'Oost en West'
In januari 1931 deed het Leidsch Dagblad een oproep aan zijn lezers om ideeën in te sturen voor de 3 October-optocht van dat jaar. Uiteindelijk werden twee thema’s overwogen: een historische optocht over de geschiedenis van Leiden of een optocht over de Nederlandse koloniën. De keuze viel op ‘Oost en West’, met als doel een zo breed mogelijk publiek kennis te laten maken met de culturen, geschiedenis, gebruiken en de koloniale belangen van Oost- en West-Indië. De belangstelling voor dit onderwerp bleek groot: de optocht trok ruim 66 duizend bezoekers.
De organisatoren van de optocht realiseerden zich dat ze externe hulp moesten inschakelen van personen die bekend waren met het reilen en zeilen in de koloniën. Er werd een erecomité opgericht, met aan het hoofd de toenmalige minister van Koloniën, Simon de Graaff. Hij werd bijgestaan door een tiental andere prominente figuren uit de koloniale wereld, waaronder voormalig gouverneur-generaals Dirck Fock en Alexander Idenburg. Ook Paul Christiaan Flu sloot zich aan bij de het comité. Hij was hoogleraar tropische hygiëne en werd later de eerste Surinaamse rector magnificus van de Universiteit Leiden. De ontwerper van de optocht, de Haagse kunstschilder Dirk van Driest, had banden met Nederlands-Indië. Hij werd in Palembang op het Indonesische eiland Sumatra geboren en had in het Koninklijk Nederlands Indisch Leger gediend.
Praalwagens met koloniale thema's
Van Driest deelde de optocht op in verschillende groepen, elk met een eigen subthema. De eerste groep praalwagens stond in het teken van de geschiedenis van het Nederlandse koloniale verleden, met aandacht voor de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de tegenwoordig omstreden figuren, zoals Jan Pieterszoon Coen en Jo van Heutsz. De tweede groep presenteerde culturele gebruiken uit Nederlands-Indië, waaronder een Javaanse bruidsstoet en een wagen met wajangpoppen. Daarna werd het koloniale bestuur uitgebeeld, met Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders en lokale ambtenaren. Andere wagens toonden verschillende koloniale producten. Twee van deze praalwagens waren ingericht als thee- en koffieplantage, waarop tijdens de optocht mensen aan het oogsten waren. De laatste praalwagen symboliseerde de eenheid van het Nederlandse koloniale rijk. Een wereldbol, omringd door vertegenwoordigers uit de verschillende koloniën, moest deze boodschap uitdragen. Zoals hieronder duidelijk zal worden, was er in 1931 al kritiek op dit beeld.
Oog in oog
Van verschillende kanten kregen de organisatoren hulp bij de realisering van de optocht. De Indische Club uit Den Haag verzorgde bijvoorbeeld de praalwagens voor het Javaanse toneel en het Balinese dans- en oogstfeest, terwijl de gamelan werd uitgeleend door de Haagse winkel Boeatan, die gespecialiseerd was in koloniale kunstnijverheid. De landbouwschool in Deventer zorgde voor de volledig aangeklede Javaanse bruidsstoet.
De meest opmerkelijke bijdrage was die van de Rotterdamsche Lloyd, een rederij die tientallen personen uit Nederlands-Indië ‘beschikbaar stelde’ om mee te lopen in de optocht. Om de toeschouwers een zo authentiek mogelijke ervaring te bieden, wilden de organisatoren namelijk dat er personen uit de koloniën meeliepen.
Door de onbekende auteur van onderstaande brief uit het archief van de 3 October Vereeniging werd de regeling met de Rotterdamsche Lloyd ook kort genoemd. Hij schreef over het uitlenen van ‘een paar honderd zwarten’, alsof het objecten betrof. Of de betrokken personen zelf akkoord gingen, en onder welke voorwaarden, vermeldde hij niet. De brief was gericht aan de heer L.D. Petit in Amsterdam, die daar onder andere secretaris was van de plaatselijke afdeling van de vereniging Oost en West, een organisatie die de banden tussen Nederland en zijn koloniën wilde versterken. De auteur ondertekende zijn brief slechts met ‘Met groeten’, waardoor het niet duidelijk is wie de brief geschreven heeft.
‘Leiden ontzet, Indonesia bezet’
Het thema van de optocht werd in 1931 ook bekritiseerd. Op 2 oktober stond er in de krant Het Haagsche Volk een nieuwsbericht over de protestvergadering die de dag ervoor in Leiden had plaatsgevonden. Er is geen foto van, maar de muren van de ruimte waren volgens het bericht versierd met spandoeken met teksten erop zoals ‘Leiden ontzet, Indonesia bezet’. Onder de aanwezigen waren veel leden van de Partij Indonesia en andere koloniale nationalistische organisaties. De opkomst was zo groot dat de zaal te klein was voor het aantal aanwezigen. Het protest was niet gericht tegen de viering van 3 October, maar tegen de keuze om Indonesiërs te laten meelopen in een optocht die een verenigd Nederlands koloniaal rijk verheerlijkte. De voorzitter van de vergadering benadrukte in zijn openingswoord dat hierdoor een vertekend beeld zou ontstaan, dat zij voor hun ‘tevreden en gelukkig lot onder de Nederlandse regering’ meeliepen. Bovendien miskende het de Indonesische onafhankelijkheidsbewegingen. De dag erna trokken de Chinese vrijwilligers, die in de optocht met de papieren draak zouden lopen, zich terug. Mogelijk gebeurde dit als gevolg van deze bijeenkomst.
In de kranten verschenen sporadisch kritische geluiden over het meelopen van personen uit de koloniën. Een onbekende auteur vroeg zich na de optocht in Het Haagsche Volk bijvoorbeeld af onder welke omstandigheden de personen uit de koloniën hadden ingestemd met hun deelname. Hij schreef: ‘De baboe’s en djongos [koloniale termen voor “bedienden”] van de Maatschappij “Nederland” en de Rotterdamschen Lloyd waren voor dit doel opgeroepen en zij hadden tegen hun werkgevers geen “neen” durven zeggen’.
De 3 October-optocht van 1931 moet met zijn rijkgedecoreerde praalwagens een indrukwekkend schouwspel zijn geweest. De organisatie had als doel bezoekers kennis bij te brengen over de koloniën, en gezien het grote aantal toeschouwers was er duidelijk veel interesse voor dit thema. Tegelijkertijd was er kritiek, met name vanuit Indonesische en Chinese nationalistische kringen. De correspondentie van de organisatie geeft inzicht in het koloniale denken van die tijd. Zo onthult dit typisch Leidse fenomeen de ongelijke koloniale verhoudingen die in de jaren dertig heersten. Op een dag waarop de viering van vrijheid centraal staat, gold dat niet voor iedereen.
Vooronderzoek naar de koloniale en slavernijgeschiedenis van de stad Leiden en de Universiteit Leiden
Deze blogpost is geschreven als onderdeel van het vooronderzoek naar de koloniale en slavernijgeschiedenis van de stad Leiden en de Universiteit Leiden. Voor dit project doen de onderzoekers, dr. Ligia Giay, Sjoerd Ramackers en Emma Sow, regelmatig verslag van hun onderzoek én hun vondsten.