Universiteit Leiden

nl en

Hoge voorrang van banken en fiscus in faillissementen blijkt achterhaald

Het lijkt vanzelfsprekend dat banken en de Belastingdienst voorrang hebben als schuldeiser bij een faillissement. Dit is niet alleen achterhaald, het kan ook anders, onthult het promotieonderzoek van universitair docent Ruben van Uden.

Bij een faillissement is er vaak niet genoeg geld om alle schuldeisers volledig te betalen en vaak komen de fiscus en de bank op de eerste plaats. De andere schuldeisers hebben het nakijken, tot de klusjesman en de maaltijdbezorger aan toe. 

Van Uden besloot te onderzoeken hoe deze rangorde zo is ontstaan. Want waarom zouden de Belastingdienst en de bank altijd maar voor mogen gaan? Zijn er ook situaties waarin bepaalde groepen burgers op de eerste plaats zouden moeten komen, al was het maar gedeeltelijk? Iemand kan bijvoorbeeld ongewild met een failliet bedrijf te maken hebben gekregen. Dit in het geval het bedrijf hem schade had bezorgd en hij nog een schadevergoeding te vorderen had. Was er over dit soort kwesties in het verleden dan nooit over beraadslaagd in politiek Den Haag en onder rechtsgeleerden?

Van Uden ging voor antwoorden ver terug in de wets- en rechtsgeschiedenis. Het leidde tot opmerkelijke bevindingen, een zoektocht in het Nationaal Archief en tot zijn proefschrift 'Voorrang bij verhaal. Rechtvaardigingen en verklaringen'.

Ruimte in het recht

Het is duidelijk waarom de fiscus en banken vooraan staan bij faillissementen. Bij de Belastingdienst gaat het om het algemeen belang. Banken verlenen krediet maar dan willen ze ook ingedekt zijn tegen het risico hun geld niet terug te krijgen bij een faillissement. Pand en hypotheek maken dit mogelijk. Toch ontdekte Van Uden dat in theorie het recht veel meer ruimte mag bieden om ook andere schuldeisers vooraan in de rangorde op te stellen dan alleen banken of de Belastingdienst.

Ongewild schuldeiser

Want, zo vertelt Van Uden, je kunt ook redeneren dat de pand- en hypotheekrechten van banken om hun kredietrisico te verkleinen, een negatief effect hebben voor een specifiek andere groep schuldeisers. Van Uden duidt deze groep aan als de non-adjusting creditors, zoals schuldeisers die dat ongewild zijn geworden. Bijvoorbeeld doordat ze nog een schadevergoeding van het failliete bedrijf hadden moeten ontvangen. Het heeft dan iets onrechtvaardigs wanneer, zoals meestal, de boedel te weinig geld oplevert om alle schuldeisers te betalen en de bank voor gaat omdat die het kredietrisico kan afdekken met pand en hypotheek. Iets wat de non adjusting creditors niet kunnen waardoor ze welvaartsverlies lijden.

Rangorde bij faillissement is een politiek wespennest

Bekeken vanuit de rechtseconomie, benadeelt dit uiteindelijk ook het algemeen belang. Van Uden: ’Op dit punt is er ruimte om via de rangorderegels tot een economisch efficiëntere uitkomst te komen. Dit kan door de introductie van gedeeltelijke voorrangsposities boven de rang van de zekerheidsgerechtigden.’

Adviezen genegeerd

Dat ook een andere rangorde mogelijk is, was in het verleden ook wel onder de aandacht gebracht aan politici en het Ministerie van Financiën, legde Van Uden’s onderzoek eveneens bloot. Ondanks debat, onderzoek, adviezen en commissies, zowel in politiek Den Haag als onder rechtswetenschappers zoals Meijers, verdween het in de ladenkast.

‘Politici en regering gingen het debat over de fiscale voorrang en een alternatieve rangorde steevast uit de weg’, vertelt Van Uden. ‘De voorrangsregels bij verhaal in faillissement zijn eigenlijk een politiek wespennest. Daarom is er in dit rechtsgebied al vanaf de jaren vijftig niets wezenlijks meer veranderd. De schatkist van de overheid is immers in het geding, via de fiscus.’

Voorrang afschaffen

Al met al concludeert Van Uden dat er geen overtuigende rechtvaardiging is te vinden om de ingesleten rangorde aan te houden. Juist ook omdat dit rechtseconomisch niet gerechtvaardigd kan worden. Van Uden concludeert dat de politiek nog eens goed moet nadenken over de rangorde. In zijn opvatting moet de rang van met name de Belastingdienst dalen, maar ook die van de banken. ‘Ik pleit voor afschaffing van de hoge voorrang die de Belastingdienst heeft op andere schuldeisers. Niet alleen in het algemeen, maar ook op de banken die krediet hebben verstrekt met zekerheid van pand en hypotheek.’

Toch is dit geen voordeel dat bij de banken dient neer te slaan. Van Uden betoogt dat dit voordeel in de boedel dient te vallen en zo ten goede komt aan de overige schuldeisers, die tot nu toe in faillissementen structureel achter het net vissen.

Andere rangorde

Van Uden besluit zijn proefschrift met aanbevelingen ter herziening van de rangorderegels. Zo adviseert hij politiek Den Haag dat de non-adjusting creditors gedeeltelijk voorrang krijgen boven de banken en andere kredietverleners. Praktisch zou dit kunnen door een deel van de door laatstgenoemden gerealiseerde opbrengst verplicht te bestemmen voor deze groep schuldeisers. ‘Hun welvaartsverlies wordt hierdoor beter aangepakt.’

Jan-Willem Oomen

Foto Floriane Vita via Unsplash

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.