Inzicht in dalende jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringscijfers
Sinds 2019 daalt het aantal jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringstrajecten in Nederland. Hoe kan deze daling worden verklaard? En wat betekent dit voor toekomstgericht beleid ten aanzien van hulp aan kwetsbare kinderen die met gedwongen civiel of strafrechtelijk overheidsingrijpen te maken krijgen?
In opdracht van het WODC doen onderzoekers van de Universiteit Leiden onderzoek naar de landelijke daling van het aantal jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringstrajecten. Bij dit interdisciplinaire onderzoek zijn onderzoekers van de afdelingen Jeugdrecht en Gezondheidsrecht, Bedrijfswetenschappen en Pedagogiek betrokken. De resultaten van het onderzoek zijn deze week verschenen, en werden op donderdag 28 november verzonden naar de Tweede Kamer.
Daling in hoeveelheid jeugdbeschermingsmaatregelen, maar toename van duur
De tussenrapportage laat zien dat tussen 2021 en begin 2024 het aantal jeugdbeschermingstrajecten met 16,9% is afgenomen. Waar de hoeveelheid jeugdbeschermingsmaatregelen afneemt, toont het onderzoek aan dat de gemiddelde duur van deze trajecten sinds halverwege 2020 juist is toegenomen. Voor jeugdreclasseringstrajecten is er over de gehele periode 2021-2024 een kleinere daling te zien (namelijk -3,7%), hoewel er in het meest recente jaar (begin 2023 tot begin 2024) juist een toename van het aantal trajecten zichtbaar is. Anders dan de jeugdbeschermingstrajecten is de lengte van jeugdreclasseringstrajecten sinds begin 2021 juist afgenomen.
Ervaringen uit de praktijk
Om een beeld te krijgen van welke factoren deze daling kunnen verklaren, is aan professionals uit de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsketen gevraagd of zij de volumeontwikkeling herkennen, welke factoren zij als mogelijke oorzaak voor de daling zien en welke toekomstige ontwikkelingen ze verwachten. Vooral ten aanzien van de daling van het aantal jeugdbeschermingsmaatregelen bieden de resultaten van het verkennende onderzoek aanknopingspunten voor verdieping. Professionals uit de jeugdbeschermingsketen herkennen de daling van het aantal jeugdbeschermingsmaatregelen veelal in hun werkpraktijk en dragen verschillende factoren aan die deze daling volgens hen verklaren. Zo zorgen onder meer factoren gerelateerd aan uitvoerings- en ketenproblemen, een vergrote inzet van het vrijwillige kader, maatschappelijke ontwikkelingen en een toegenomen kritische houding ten opzichte van jeugdbeschermingsmaatregelen er volgens professionals voor de er minder jeugdbeschermingsmaatregelen worden toegepast. Veel van de factoren blijken nauw met elkaar samen te hangen en vragen om een nadere analyse.
Resterende vragen voor vervolgonderzoek
In het verdiepende deel van het onderzoek worden deze eerste verklaringen voor de daling van het aantal jeugdbeschermingsmaatregelen verder onderzocht. Ligt er bijvoorbeeld een fundamenteel standpunt ten aanzien van overheidsingrijpen ten grondslag aan de kritische houding ten aanzien van de inzet van jeugdbeschermingsmaatregelen? Of is deze houding het gevolg van de (praktische) uitvoeringsproblemen in de jeugdbeschermingsketen? En is de toegenomen inzet van hulp in het vrijwillige kader het resultaat van toegenomen expertise of is deze ontwikkeling mogelijk geboren uit noodzaak vanwege de problemen verderop in de jeugdbeschermingsketen? En in hoeverre ervaren ouders en jeugdigen deze hulp daadwerkelijk als vrijwillig? Onder meer deze vragen zullen in het vervolgonderzoek verder aan de orde komen.
Vervolg
De tussenrapportage van de Universiteit Leiden ‘Verklarende factoren voor het volume van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringstrajecten’, is op 28 november 2024 verstuurd naar de Tweede Kamer. Het vervolgonderzoek loopt tot het najaar van 2025.