‘Mensen zijn verhalende wezens’: de kracht van verhalen in taalontwikkeling van kinderen én taalmodellen
Wat hebben tienjarige kinderen en chatbots met elkaar te maken? Promovendus Bram van Dijk onderzocht de taalontwikkeling in kinderen én in AI-taalmodellen. ‘Het is eigenlijk heel praktisch dat we menselijke eigenschappen toekennen aan een chatbot.’
‘Hoewel kinderen en taalmodellen taal anders leren, zijn er opvallende overeenkomsten’, vertelt Van Dijk, onderzoeker bij het LIACS. ‘Beide herkennen patronen in taal. Kinderen leren van het taalgebruik van hun ouders, terwijl taalmodellen worden getraind met online teksten. Zowel kinderen als taalmodellen leren complexere structuren uit dit taalgebruik: het gaat niet alleen om het voorspellen van het volgende woord, maar ook om relaties tussen woorden op een hoger niveau.’
Van Dijks onderzoek richtte zich in eerste instantie op kinderverhalen. Hij wilde weten of de manier waarop kinderen personages beschrijven iets zegt over hun inlevingsvermogen. ‘Hoe meer een verhaal een inkijkje geeft in de gedachten en gevoelens van personages, hoe meer inlevingsvermogen een kind ‘in actie’ laat zien. Complexer en meer divers woordgebruik hangt vaak samen met verder uitgewerkte personages die expliciet dingen denken of voelen.’ Verhalen dagen kinderen niet alleen uit om hun taalvaardigheden ten volste te benutten, maar ook om de wereld door de ogen van een ander te zien.
‘We wilden weten of taalmodellen kunnen omgaan met de elementen die een verhaal betekenisvol maken.’
Alsof we praten met een echt persoon
In 2022 veranderde alles met de komst van ChatGPT. ‘Het was een van de eerste taalmodellen waarmee we toegankelijk en vloeiend konden communiceren, alsof we praten met een echt persoon,’ vertelt Van Dijk. Een van de vragen die leefde bij internationale media én onderzoekers was: ‘Als deze modellen taal zo goed beheersen, hebben ze dan misschien ook andere vaardigheden ontwikkeld, zoals inlevingsvermogen?’
Van Dijk besloot het begrip van verhalen tussen kinderen en taalmodellen te vergelijken. Hij legde samen met zijn collega’s van het LIACS beide groepen psychologische tests voor die meten of ze de innerlijke toestanden van verhaalpersonages — zoals gedachten, wensen en gevoelens — begrijpen. ‘We wilden weten of taalmodellen kunnen omgaan met de elementen die een verhaal betekenisvol maken.’
Mens versus machine
De resultaten zijn opvallend. Alleen de grootste taalmodellen deden het vaak beter dan kinderen. ‘Dat komt deels doordat je tijdens een gesprek altijd zo constructief mogelijk wilt zijn. Dat geldt voor zowel mensen als machines. Om goed te communiceren, moet je inschatten wat de ander bedoelt’, legt Van Dijk uit. De grootste taalmodellen zoals ChatGPT zijn hiervoor geoptimaliseerd.
De vervolgvraag is dan: begrijpt zo’n taalmodel echt wat mensen willen? Van Dijk verwijst naar de Chinese Kamer, een gedachte-experiment uit 1980 waarin een persoon in die kamer Chinese symbolen vertaalt met een groot boek met regels, zonder te begrijpen wat ze betekenen. ‘Voor ons lijkt de output logisch, maar de persoon in de kamer heeft geen bedoelingen of intenties en begrijpt dus niets ‘echt’, aldus het experiment. Maar, wij mensen hebben alleen onze eigen ervaring van weten en voelen, en we kunnen ons moeilijk voorstellen dat anderen dat niet op dezelfde manier ervaren. Om deze reden en omdat het enorm praktisch is schrijven wij bedoelingen en intenties aan anderen toe, ook al kunnen we de bedoelingen en intenties van anderen ten diepste niet kennen.’ We werken met zo’n taalmodel alsof het zoals een mens denkt, en het maakt niet per se uit of het ook echt denkt als een mens, en of het een mens is of een machine. Volgens Van Dijk is dit de beste manier om met chatbots te werken.
‘Met dat ‘was’ geven ze aan dat hun fantasiewereld een andere werkelijkheid is.’
Verhalen blijven essentieel
Volgens Van Dijk zijn verhalen onmisbaar voor mensen. ‘Op school, thuis, tijdens het spelen met vriendjes of in een computerspel: verhalen zijn overal. Zelfs als we terugkijken op ons leven, doen we dat in verhalende vorm. Toch krijgen verhalen steeds minder aandacht, in het onderwijs én daarbuiten.’ Van Dijk denkt dat dit voor een deel komt doordat de positieve effecten van verhalen niet zo meetbaar zijn en tegenwoordig daarom vaak moeten inboeten voor meer meetbare onderwijstaken.
Vanwaar zijn fascinatie voor het vertellen van verhalen? ‘Met taal kunnen we aangeven dat we uit het hier en nu stappen, in een andere, veilige wereld. In verhalen komt dat bij uitstek samen.’ Kinderen die ‘doen alsof’ spelen, kunnen bijvoorbeeld zeggen: Ik was de politieagent en jij was de boef. Niemand heeft hun geleerd om de verleden tijd te gebruiken in zo’n context, maar toch doen ze het. Met dat ‘was’ geven ze aan dat hun fantasiewereld een andere werkelijkheid is.’
‘Ik voel me geen indringer’
Van Dijk heeft een achtergrond in de sociale wetenschappen, maar voelt zich thuis tussen informatici. ‘Ik voel me zeker geen indringer. Ik denk dat zo’n gemixte methode veel potentie heeft voor de toekomst. Het is goed om te kijken hoe we methoden uit het ene veld zinvol kunnen inzetten in een ander veld. Ik ben heel blij dat hier bij Max en binnen het LIACS ruimte voor was.’
Nu, na zijn promotieonderzoek werkt Van Dijk nog steeds samen met een van zijn promotoren, Marco Spruit, die naast het LIACS ook aan het LUMC verbonden is. In het LUMC onderzoekt hij nu onder meer het taalgebruik van ouderen om mentale achteruitgang te voorspellen. ‘Het is eigenlijk een voortzetting van wat ik al deed: werken met mensen om hun taalsamples te verzamelen die ik kan analyseren.’
Promotie
Bram van Dijk verdedigde zijn proefschrift getiteld Theory of Mind in Language, Minds and Machines: a Multidisciplinary Approach op 17 januari 2025 in het Academiegebouw. Zijn promotor was hoogleraar Marco Spruit, zijn co-promotor universitair docent Max van Duijn.