
Vertrekkend vicedecaan Mirjam de Baar: ‘De Leidse Faculteit Geesteswetenschappen vond ik direct een fantastische omgeving om in te werken’
Na negen jaar vertrekt Mirjam de Baar als vicedecaan van de Faculteit Geesteswetenschappen. ‘Het zal wennen worden om dit vicedecanaat los te laten omdat de onderwijsportefeuille me zeer aan het hart gaat en ik me hier de afgelopen jaren hard voor heb ingezet in nauwe samenwerking met vele collega’s.’
Toen Mirjam de Baar in 2015 aan het eind was gekomen van haar bestuurstermijn als vicedecaan en opleidingsdirecteur van de toenmalige faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap in Groningen wist ze het zeker: besturen zou ze voorlopig even niet gaan doen. ‘Ik had net afspraken gemaakt over de invulling van mijn onderzoek tijdens mijn sabbatical, vertelt ze. Het liep echter anders toen ze werd benaderd door een wervings- en selectiebureau of ze interesse had in de functie van vicedecaan aan de Faculteit Geesteswetenschappen in Leiden.
‘Ik had me graag weer op mijn onderzoek gestort, maar vond het toch ook heel jammer dat ik dan niets meer kon met alle opgebouwde kennis over en ervaring met het vormgeven en implementeren van onderwijsbeleid.’ Wat de doorslag gaf om toch naar de vacature in Leiden te solliciteren, was het ‘geheel vrijblijvende gesprek’ met de toenmalige vicerector van de universiteit, die zo enthousiast was over het onderwijs. ‘Dat maakte dat ik verwachtte in Leiden een setting te kunnen vinden waarin ik nieuwe, interessante stappen zou kunnen zetten. En dat is ook gebleken.’
Ambities en uitdagingen
‘De Leidse faculteit Geesteswetenschappen vond ik direct een fantastische omgeving om in te werken. Dat zit ’m in de enorme breedte en variëteit aan onderwijs en onderzoek: al die verschillende talen, regiostudies, geschiedenis, kunstgeschiedenis, filosofie en religiewetenschappen maar ook mediastudies en international relations’, licht ze haar beslissing toe. ‘Als historicus voelde ik me in die dynamische omgeving meteen thuis en ik vond van meet af aan de samenwerking met al die gepassioneerde collega’s binnen de opleidingen en binnen het faculteitsbureau heel plezierig.’
Tegelijkertijd was het direct duidelijk dat de masteropleidingen de jaren voor haar komst weinig aandacht hadden gekregen en dat het onderwijsdomein niet gemakkelijk aan te sturen viel. Er lagen dus ook nieuwe uitdagingen. ‘We hebben hier geen opleidingsdirecteuren, maar opleidingsbesturen, waarin ook studentleden zitting hebben’, vertelt De Baar. ‘Dat is op zich een mooi principe, omdat je de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie legt. Tegelijkertijd betekent het dat je, zelfs met geclusterde opleidingsbesturen, te maken hebt met 38 opleidingsvoorzitters. De eerste keer dat ik deelnam aan het opleidingsvoorzittersoverleg zat de hele zaal in het Gravensteen vol. Toen heb ik me wel even afgevraagd hoe ik dit ging doen, ook omdat er een Facultair Strategisch Plan lag met 83 speerpunten, plus een nieuwe universitaire onderwijsvisie met maar liefst acht ambities.’
Onderwijs, onderzoek en arbeidsmarkt
Onder De Baars leiding werden drie ambities uit de onderwijsvisie tot prioriteit gemaakt: verwevenheid van onderwijs en onderzoek, arbeidsmarktoriëntatie en vaardigheden. ‘We hebben ons daarnaast gefocust op de ontwikkeling van nieuwe, tweejarige educatieve masters’, vertelt ze. ‘Aanvankelijk was de houding in de faculteit sterk dat die bij ons moesten worden ingebed, niet bij het ICLON. Het proces heeft daardoor zelfs een tijdje stilgelegen, maar uiteindelijk is het gelukt om ze op zo’n manier bij het ICLON te beleggen dat de samenwerking met de faculteit enorm versterkt is. Dat geeft allerlei extra mogelijkheden om samen nieuwe routes naar het leraarschap in te vullen én we hebben vorig jaar een heel succesvolle eerste visitatie gehad. Dat is een van de vele nieuwe initiatieven waar ik trots op ben dat het gelukt is. Maar dat ben ik ook op de succesvolle visitaties van al onze 51 opleidingen in 2019-2021. Mooi is ook wat we in de afgelopen jaren hebben bereikt op het gebied van onderwijsvernieuwingsprojecten en op het gebied van diversiteit en inclusie. We deden daar bij mijn komst nog weinig aan, maar onder leiding van onze beleidsmedewerker Aurelie van ’t Slot is bijvoorbeeld het JEDI-fonds tot stand gekomen, dat projecten financiert die een inclusieve leeromgeving bevorderen.
De coronaperiode is natuurlijk een heel lastige en moeilijke tijd geweest toen we à la minute moesten overschakelen op online onderwijs en online vergaderen. Al direct in de eerste week hadden we een online overleg in Teams met alle opleidingsvoorzitters. Dat was heel bijzonder, omdat we hierdoor toch snel konden schakelen. Zelf zat ik in die begintijd ook nog in het universitaire crisisteam, waarin ik de linking pin was naar de vice-decanen van de andere faculteiten.
Binnen de faculteit heb ik me altijd sterk gemaakt voor een betere aansluiting van het masteronderwijs op de arbeidsmarkt en om die reden ook ingezet op de ontwikkeling van alumnibeleid en arbeidsmarktoriëntatie. Ook is onderwijsinnovatie van groot belang om ons onderwijs aantrekkelijk te houden voor toekomstige generaties studenten. Natuurlijk willen we de expertise die we hebben zoveel mogelijk behouden, maar als de interesses van studenten verschuiven, moet je daarop inspelen. Daarom liggen er nu mooie, nieuwe initiatieven voor een master Environmental Humanities en twee interdisciplinaire mastertracks Play & Games Studies en Digital Media & Society.’
Moeilijke tijd om te vertrekken
De verdere ontwikkeling van die nieuwe master en mastertracks zal bij De Baars opvolger Jos Schaeken komen te liggen. ‘Het is moeilijk om weg te gaan in een tijd die door de financiële situatie zo lastig is voor veel medewerkers, wetende dat er nog bezuinigingen uit Den Haag komen en dat we ook nog de effecten gaan merken van de Wet Internationalisering in Balans’, zegt De Baar. ‘Ik ben blij dat we door de invoering van de programmanormen een instrumentarium in het leven hebben geroepen waarmee opleidingen hun opleiding efficiënter kunnen maken, maar het nieuwe bestuur zal voor grote dilemma’s blijven staan. Zelf merk ik dat ik die nog niet heb losgelaten. Soms denk ik ’s nachts ineens: hoe zit het met dit dossier en moet daarmee niet nog iets gebeuren?’
Na afloop van haar bestuurstermijn staat daarom eerst een wandelvakantie op het programma om ‘de adrenaline eruit te lopen’. Daarna volgt, negen jaar later dan oorspronkelijk de bedoeling, alsnog een jaar om zich volledig op haar onderzoek te richten. De Baar: ‘Ik ben heel benieuwd hoe ik het ga ervaren om weer teruggeworpen te worden op mezelf. Weer in mijn eentje onderzoek te doen in het archief. Als vicedecaan MA heb je eigenlijk één baan samen met de vicedecaan BA. Hierdoor heb je altijd een sparringpartner. Ik heb het geluk gehad dat die samenwerking met de beide andere vice-decanen, eerst Egbert Fortuin en daarna Jeroen Touwen, altijd ontzettend goed en plezierig is geweest, net als met de rest van het bestuur en alle andere collega’s. Ik weet nu al dat ik die ontzettend ga missen.’