
Onbekend, maar niet onbemind
Weet u wat de hoofdstad is van Sint-Eustatius? Of tot welke provincie Curaçao behoort? Geen idee? U bent niet de enige: de meerderheid van Europese Nederlanders weet weinig van de Caribische eilanden binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Dit blijkt uit een grootschalig opinieonderzoek onder leiding van politicoloog Wouter Veenendaal. Hoe kijken wij van onze kant van de oceaan aan tegen de relaties met de Caribische eilanden?
Waar komt jouw belangstelling voor de eilanden vandaan?
Mijn promotieonderzoek ging over hoe politiek werkt in hele kleine landen. Daardoor kwamen de Caribische eilanden op mijn radar. In mijn promotiecommissie zat Gert Oostindie, emeritus (inmiddels) hoogleraar koloniale en postkoloniale geschiedenis. Met hem en Jessica Roitman (tegenwoordig hoogleraar aan de VU) ben ik als postdoc onderzoek gaan doen naar en op de eilanden. Dus mijn eerste indrukken zijn pas tien jaar oud, nog best vers dus.
Waaruit bestaat ons Koninkrijk?
Ons Koninkrijk bestaat uit Europees Nederland en de drie autonome Caribische landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Daarnaast zijn de drie kleinere eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba sinds 2010 bijzondere gemeenten van Europees Nederland.
Wat voor beeld kreeg jij destijds van de eilanden?
Ik zag overeenkomsten met andere kleine landen die ik onderzocht. Maar ook een belangrijk verschil: Nederland is nog steeds een soort paraplu die over de eilanden heen hangt. En daar worstelt iedereen mee. Het Koninkrijk heeft verantwoordelijkheden ten aanzien van de eilanden en daarbinnen speelt Nederland politiek gezien ook een dominante rol. Dus hoor je vaak de term ‘rekolonisatie’.
“Ruim 35% van de inwoners van de Caribische gemeenten leeft onder de armoedegrens.”
Het meest in het oog springend, voor mij, is de armoede daar. Ruim 35% van de inwoners van de Caribische gemeenten leeft onder de armoedegrens. De sociale voorzieningen die wij hier kennen, zijn er in beginsel ook voor dit deel van het Koninkrijk. Maar in de praktijk loopt men achter op het gebied van werkloosheidsuitkeringen, pensioen, gelijke behandeling, enzovoorts. Dat geeft mensen het gevoel dat zij tweederangsburger zijn binnen Nederland.
Waarom heb je dit onderzoek gedaan?
Een van de opdrachten van mijn leerstoel is bij te dragen aan kennis in Nederland over de eilanden en andersom. Daarnaast wil ik kijken hoe het is gesteld met de democratische vertegenwoordiging in en van de verschillende delen van het Koninkrijk. Doen de politici wat wij willen inzake de Koninkrijksrelaties? Om die vraag te beantwoorden, moeten we natuurlijk wel weten wat wil de burger wil met die Koninkrijksrelaties.

Welke uitkomst(en) van het opinieonderzoek vind jij het meest verrassend, en waarom?
De belangrijkste uitkomst, denk ik, is dat Europese Nederlanders aangeven niet of nauwelijks bekend te zijn met de eilanden. Tegelijkertijd, en dat is toch wel een beetje verrassend, is er best veel solidariteit met de eilanden. Overzees Nederland is voor velen een ‘ver van mijn bed show’. Toch vindt een groot deel van de respondenten dat Nederland de morele plicht heeft voor de eilanden te zorgen. Er is ook volop draagvlak voor financiële steun en een actieve opstelling van Nederland in tal van lokale probleemdossiers. De grootste groep is voor het gelijktrekken van sociale voorzieningen en voor vrije migratie binnen het Koninkrijk.
“Een groot deel van de respondenten vind dat Nederland de morele plicht heeft voor de eilanden te zorgen.”
Dit is verrassend, omdat na het laatste onderzoek over ons beeld van de Caribische eilanden, gedaan door Maurice de Hond in opdracht van de PVV in 2015, het beeld is blijven hangen dat Europese Nederlanders van de eilanden af willen. Wellicht omdat toen, eerlijk gezegd, de vraagstelling nogal suggestief was.
Ga jij in het kader van jouw leerstoel iets doen aan onze kennisachterstand over de Caribische eilanden?
Mijn rol daarin is natuurlijk beperkt. Concreet wil ik een nieuwe leergang Koninkrijksrelaties opzetten voor professionals en bestuurders, zowel hier in Nederland als op de eilanden. Daarnaast probeer ik ook een groter publiek te bereiken met opiniestukken in de krant en het geven van interviews op de radio, bijvoorbeeld.
Daarnaast, en dat gaven vele respondenten ook aan, zou ons onderwijs ook meer aandacht moeten besteden aan de Caribische eilanden. Wat mij betreft, is daarvoor nog wel ruimte in het basisonderwijs, bijvoorbeeld aardrijkskunde, geschiedenis of maatschappijleer.
Wat zijn de vervolgstappen op het gebied van onderzoek?
Inmiddels heb ik drie onderzoeksassistenten geworven op de drie eilanden. Dit zijn allen lokale talenten die aan het begin staan van een wetenschappelijke carrière. Zij gaan een netwerk opzetten en interviews doen ter plekke. Dat is logistiek nog best een uitdaging, trouwens. Hier in Nederland en op de eilanden gaan we onderzoek doen naar verkiezingsprogramma’s. Daarbij krijg ik ook hulp van enkele student-assistenten uit onze eigen bacheloropleiding, die afkomstig zijn van de Caribische eilanden.
Het valt op dat jij zelf geen stelling neemt, bijvoorbeeld over de onafhankelijkheid van de eilanden.
Dat is niet aan mij; dat is aan de eilanders zelf. De eilanden kunnen zich onafhankelijk verklaren van Nederland; andersom kan dat niet. Uit het onderzoek van De Hond bleek destijds dat Europese Nederlanders dat niet echt begrepen of waardeerden, maar internationaalrechtelijk ligt het wel zo. Overigens zie ik onder Caribische Nederlanders ook weinig animo voor onafhankelijkheid. Dus kunnen we maar beter werken aan wederzijds begrip.