Universiteit Leiden

nl en

Facultair Toetskader

De FSW heeft per collegejaar 24-25 een nieuw Facultair Toetskader. Dit document biedt informatie over de leidende principes en kenmerken van toetsing bij FSW en de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokkenen. Ook de facultaire afspraken over digitaal toetsen met Ans zijn erin opgenomen – deze kunnen vooral door examinatoren worden gebruikt bij het toetsproces.

Leidende principes en kenmerken van toetsing bij de FSW

De hieronder genoemde leidende principes en kenmerken van toetsing bij de FSW vloeien voort uit algemene kennis over toetsen in het hoger onderwijs en bestaande universitaire afspraken over toetsing (b.v. digitaal toetsen via Ans, het inschrijfprotocol) en de facultaire inrichting hiervan (b.v. OER’en, R&R, Digital Testing Team).

1. Validiteit en betrouwbaarheid van toetsing staan voorop, om de kwaliteit van het leerproces en het eindniveau van de student te borgen.

a. Deze kenmerken van toetsing worden geborgd in a) het ontwerp en de inrichting van (digitale) toetsing en b) mogelijkheden voor deskundigheidsbevordering van examinatoren en examencommissies.
b. Fraudepreventie is onderdeel van dit leidende principe: voorop staat dat enkel de kennis en vaardigheden die de student heeft verworven worden getoetst.

2. Transparantie in feedback en communicatie richting studenten wordt te allen tijden betracht, om de kwaliteit van het leerproces te borgen en de toetsorganisatie ordentelijk te laten verlopen.

a. Studenten worden via de OERen en R&R, maar ook door de examinator, op de hoogte gesteld van de procedures omtrent toetsing (incl. inschrijving en inzage).
b. Waar mogelijk wordt door de examinator vooraf aan studenten gecommuniceerd over de inhoud van de toets (middels een toelichting op de toetsmatrijs, een rubric of anderszins) om de leer- en feedbackfunctie te optimaliseren.

3. Helderheid in rollen en verantwoordelijkheden van betrokkenen bij toetsing wordt betracht om de werkdruk voor betrokkenen in te perken en om toetsorganisatie en de bijbehorende kwaliteitszorgcyclus te optimaliseren.

a. Er wordt uitgegaan van autonomie van examinatoren en examencommissies t.a.v. (proces van) toetsinrichting en kwaliteitsborging.
b. Mogelijkheden voor ondersteuning en deskundigheidsbevordering van examinatoren en examencommissies worden geëxpliciteerd.
c. Er worden per type toets facultaire regels opgesteld voor de archivering en bewaartermijn van toetsen.

4. De betrokkenen betrachten consistentie tussen de visie op toetsing en de eigen regelgeving (OD’s en examencommissies) en de toetsinrichting (examinatoren) en kwaliteitsborging (examencommissies), om bovenstaande principes verder te bestendigen.

a. Per formeel document wordt beschreven welke zaken van toetsing hierin zijn vastgelegd, zie Overzicht van rollen en verantwoordelijkheden van de betrokkenen bij toetsing.
b. Alle betrokkenen bij toetsing houden zicht op deze consistentie, zie Overzicht van rollen en verantwoordelijkheden van de betrokkenen bij toetsing.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.